H1. Introductie PP +H4 floreren Flashcards

1
Q

Geschiedenis
ontstaan van de PP

A

Ontmoeting tussen wetenschappers Seligman en Mihaly Csikszentmihalhy (1997). Zij vonden psychologie te eenzijdig bezig met stoornissen in het menselijk functioneren
1. Zij organiseerden conferenties met talentvolle wetenschappers over de mogelijkheden om onderzoek te doen naar optimaal functioneren van mensen
2. werven van fondsen voor onderzoek naar optimaal functioneren
3. positieve psychologie op agenda APA (Seligman = voorzitter)
4. beroemd artikel over PP
Vervolgens snel stuurgroep die zorgden voor de institutionalisering van de PP: IPPA en European Network Positive Psychology.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PP
volgens Seligman
en Csikszentmihalhy (subjectief, individueel en groep)

A
  • Het veld van de PP op subjectief niveau gaat over welbevinden en tevredenheid (in het verleden) hoop en optimisme (toekomst); en flow en geluk (in het heden).
  • Op individueel niveau gaat het om positief individuele eigenschappen: het vermogen tot liefde en roeping, moed, interpersoonlijke vaardigheid, doorzettingsvermogen, vergevingsgezindheid, spiritualiteit, wijsheid,
  • Op groepsniveau gaat het om de burgerdeugden die individuen naar beter burgerschap bewegen: verantwoordelijkheid, altruïsme, tolerantie, arbeidsethos.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kanttekeningen PP

A
  • Slechte naamkeuze (want zo lijkt bestaande psychologie ‘negatief’)
  • Er werd al langer onderzoek gedaan naar thema’s van PP (zoals zingeving, veerkracht) vb. zelfdeterminatietheorie
  • PP vormt niet per se een eenheid (discussie over fundamenten en benaderingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definities PP

A
  • Sheldon en King: De wetenschappelijke studie van gewone menselijke krachten en deugden. PP bezoekt ‘de gemiddelde persoon’ opnieuw, met een interesse om erachter te komen wat werkt, wat goed is en wat verbetert.
  • Gable & Haidt: De studie van de voorwaarden en processen die bijdragen aan het floreren of optimaal functioneren van mensen, groepen en instellingen
  • Journal PP: PP gaat over wetenschappelijk onderbouwde perspectieven op wat het leven de moeite waard maakt. Het richt zich op aspecten van de menselijke omstandigheden die leiden tot geluk, vervulling en bloei.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Focus PP

A
  • Aandacht op optimaal functioneren en daarvan leren om dis-/normaal functioneren te verbeteren
  • Focus op bekrachtigen en waarderen van wat goed gaat i.p.v. ‘repareren’ van disfunctioneren. Volgt hiermee het idee van Maslow die onderzoek deed naar piekervaringen.
  • Aandacht voor sterke kanten leidt tot meer betrokkenheid, betere (leer)resultaten en betere ontwikkeling. Het kost minder tijd/inspanning dan aandacht voor zwakten
  • PP is ook toepasbaar in moeilijke omstandigheden: pos emoties vergroot veerkracht bij ingrijpende gebeurtenissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vier analyseniveaus
van begrijpen en
bevorderen van
optimaal
functioneren

A
  1. bronnen: genetische aanleg + invloed van omg.fact. op ontwikkeling vb. genetisch weinig aanleg voor optimisme (kan worden vergroot met training, maar persoon zal nooit zeer optimistisch worden)
  2. processen: persoonlijke vaardigheden en kwaliteiten die bijdragen aan optimaal functioneren vb. motivatie, optimisme, zingeving, dankbaarheid, …
  3. contexten: invloed van systemen op optimaal functioneren vb. relaties, arbeidsorganisaties/schoolklimaat, cultuur, economie, …
  4. uitkomsten: Wat wordt verstaan onder geluk, welbevinden, optimaal funct. + hoe meten?
    Er is interactie tussen analyseniveaus. vb. relaties (context) kunnen ontwikkelen van kwaliteiten/vaardigheden (processen) stimuleren of ondermijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 verschillende
opvattingen van
welbevinden

A

Een doel van de PP is om bij te dragen aan het ‘goede leven’, maar er is discussie over wat het goede leven inhoudt en wat welbevinden is.
- Hedonistische benadering: welbevinden is een positieve emotionele toestand van geluk en tevredenheid.
- Onderzoekers die aansluiten bij Aristoteles en eudaimonia centraal stellen: zien welbevinden als de ervaring van een goede positie in de maatschappij. Zij bekijken het meer als vervulling van individuele mogelijkheden en hebben kritiek op de hedonistische benadering (vinden dat de invulling van wat precies geluk en tevredenheid is helemaal aan mensen zelf wordt overgelaten. Mensen kunnen zich enerzijds in moeilijke situaties toch gelukkig en tevreden voelen, maar anderzijds dragen geluk en tevredenheid niet per se bij aan verdere ontwikkeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 factoren die
bijdragen aan ons
welbevinden
(Lyubomirsky,
Sheldon en
Schkade)

A
  1. Een genetisch bepaald basisniveau van welbevinden
  2. Kenmerken van de omgeving
  3. Individuele vaardigheden en attitudes
    Eerst werd gedacht dat genen 50% bepalen, omstandigheden 10% en individuele vaardigheden 40%. Uit nieuw onderzoek blijkt dat welbevinden voor 36% door genen wordt bepaald (groter deel door andere factoren). Van belang voor PPI’s.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Positieve
psychologische
interventies (PPI’s)

A
  • Richten zich expliciet op het bevorderen van positieve gevoelens, cognities en gedrag (kunnen ook primair gericht zijn op het verminderen van psychische klachten).
  • Eerste studies naar de effecten van PPI’s zijn uitgevoerd in de algemene bevolking. De effecten zijn bescheiden:
    o Seligman ontwikkelde een programma dat bestond uit 6 interventies (als zelfhulp of in groepsverband)
    o Nederlands programma (boek: dit is jouw leven). Vonden dat begeleide zelfhulp grotere toename van welbevinden hadden dan de wachtlijstgroep, met effecten tot 9 mnd. na de interventie.
    o Meta-analyses laten zien dat PPi’s kleine tot matige significante effecten hebben op welbevinden en psychische klachten
    o Systematische reviews concluderen dat veel onderzoek van matige kwaliteit is. Ook wordt het steeds lastiger om allesomvattende reviews uit te voeren (stijging aantal studies, grote aantal PPI’s, moeilijk om PPI’s af te bakenen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Samenwerking
Humanistische
psychologie en
positieve
psychologie

A

Er wordt nauwelijks samen gewerkt tussen humanistisch en positief psychologen of naar elkaars onderzoek verwezen, terwijl de PP mede voort lijkt te bouwen op de humanistische psychologie (zij schreven ook al over optimaal functioneren en welbevinden). Seligman en Csikszentmihalyai stelden dat de humanistische psychologie geen empirische basis heeft en egocentrisme aanmoedigt dat het collectieve welzijn ondermijnd. De humanistische psychologie richt zich (i.t.t. PP) op het hele scala van menselijk functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschillen tussen
humanistische en
positieve
psychologie
(Waterman)

A
  • Verschillen in ontologie (visies menselijk natuur). HP gaat uit vh existentialisme, sociaal-constructivisme en de fenomenologie. PP gaat juist uit van de menselijke essentie. Ieder mens wordt volgens hen geboren met unieke eigenschappen en talenten en het is het doel van het leven om deze aanleg tot bloei te brengen.
  • Verschillende wetenschappelijke methodieken. De HP is ontstaan vanuit de praktijk en uit een kritiek op onderzoeksmethoden die mensen objectiveren. Ze gebruiken vooral kwalitatieve methoden om het individu in zijn unieke context te onderzoeken (interviews, casestudies, etnografisch). De PP legt juist de nadruk op kwantitatieve methoden en sterk gecontroleerde experimenten om uitspraken te kunnen doen over groepen en universele determinanten van gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Existentialisme

A

Er is geen individuele essentie of menselijke natuur, maar onze daden bepalen wie we zijn. We zijn daarom totaal vrij om te worden wie we willen zijn. Er is geen vooropgestelde zingevingsstructuur en er zijn geen criteria voor zingeving. We geven zelf betekenis aan het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociaal
constructivisme

A

Hanteert dezelfde visie op de mens dat we zelf betekenis geven aan het leven en dat dit altijd relatief is binnen een specifieke context, maar benadrukt de sociale relatie en dialoog als plaats waar betekenis ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fenomenologie

A

Beschouwt ervaringen als zeer persoonlijk, waardoor het altijd maar in beperkte mate mogelijk is om gemeenschappelijke wetenschappelijke beoordeling of interpretatie van fenomenen te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Positieve psychologie 2.0

A

Wong heeft veel onderzoek gedaan naar zingeving en hij had 4 verschillende redenen om PP 2.0 te ontwikkelen (tweede golf):
1. Hij vond dat er binnen de PP te veel nadruk ligt op individueel geluk (overheersing van het hedonistische perspectief). Dit zorgt ervoor dat het goede leven geïdealiseerd wordt: een accent op de maakbaarheid van geluk en de mogelijkheid om betekenisvol te leven zonder pijn. Wong stelt dat er in het leven altijd sprake is van lijden.
2. De PP zorgt onbedoeld voor een afwijzing of ontkenning van lijden. Dit komt voort door de dichotomie van positieve en negatieve eigenschappen, terwijl ze beide een bijdrage leveren aan welbevinden en positief functioneren. Dit wordt mede bepaald door de specifieke context waarin mensen keuzes maken, doordat de context bepaalt welk gedrag van pas komt en bijdraagt aan ons welbevinden en welk gedrag averechtse effecten heeft (angst of pessimisme kunnen bv. Beschermende factoren zijn en traumatische ervaringen kunnen bijdragen aan groei en zingeving).
3. Er moet bij het definiëren van welbevinden en het goede leven meer recht worden gedaan aan culturele diversiteit. Componenten van geluk kunnen sterk variëren. Geluk in het Westen bv. meer gericht op individueel floreren en bv. In Mexico betekend geluk saamhorigheid, gemeenschappelijkheid en liefde.
4. Positieve factoren en processen interacteren altijd met negatieve factoren en processen. Het onvoldoende herkennen en benoemen van negatieve factoren kunnen inspanningen om positieve processen te versterken ondermijnen. Dialectische benadering staat daarom centraal in PP 2.0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dialectiek

A

Dynamische inspanning en interactie tussen tegenovergestelde krachten. In dit geval onderzoek doen naar zingeving, deugden, veerkracht en welbevinden in de algemene context van lijden en in specifieke moeilijk omstandigheden (hiervoor is ‘ook’ kwalitatief onderzoek nodig).

17
Q

Methodologische
uitdagingen voor
PP

A
  1. Rekening houden met de context waarin mensen zich bewegen. Vragenlijsten houden te weinig rekening met de invloed van specifieke en veranderende omstandigheden. Experience sampling kan helpen.
  2. Meer rekening houden met de heterogeniteit van groepen en de complexiteit van gedrag. Vragenlijsten hebben beperkt aantal variabelen, terwijl bij mensen in het dagelijks leven een groot aantal variabelen tegelijk spelen. En mensen hebben een gelaagdheid (naast stabiele eigenschappen hebben mensen projecten, doelen en verhalen over hun leven die de kern van hun persoonlijkheid en identiteit vormen).
18
Q

Doel PP

A

Het begrijpen en bevorderen van optimaal functioneren. En verandering bewerkstelliggen in het aandachtsgebied van de psychologie: van een psychologie die eenzijdig gericht is op het opheffen van tekortkomingen naar een psychologie die zich tevens richt op het versterken van positieve kwaliteiten.

19
Q

Definitie positieve
psychologie

A

De wetenschappelijke studie naar positief menselijk functioneren en floreren (flourishing) op meerdere niveaus waaronder de biologische, persoonlijke, relationele, institutionele, culturele en universele dimensies van het leven.

20
Q

Floreren

A

Betekent tot bloei komen en gaat over optimaal functioneren: je goed voelen en goed doen voor jezelf, voor anderen en voor de samenleving. Het is een multidimensionaal concept dat bestaat uit zowel hedonisch als eudaimonisch welbevinden.
- Hedonisch welbevinden: geluk en levenstevredenheid (voorheen onderzoek hierop)
- Eudaimonisch welbevinden: zingeving, positieve relaties en persoonlijke groei (hier nu ook steeds meer aandacht voor. = sociaal en psychologisch welbevinden)

21
Q

Floreren volgens
Keyes.

A
  • Keyes introduceerde ‘floreren’ als wetenschappelijk concept in de psychologie
  • Ontdekte 14 ingrediënten van floreren die hij op vergelijkbare wijze benaderde als de symptomen van psychische aandoeningen zoals beschreven in de DSM.
  • Stelde criteria op om te bepalen wanneer er sprake is van floreren. Hij maakte onderscheid tussen ‘mentaal welbevinden’ (van laag naar hoog, dimensioneel) en ‘floreren’ (hoogste mate van mentaal welbevinden, classificatie). Floreren is dus een classificatie waar men wel of niet aan kan voldoen.
22
Q

Positief mentaal
gezondheidsmodel

A
  • Keyes ontwikkelde dit model en de bijbehorende vragenlijst MHC-SF
  • Model bestaat uit emotioneel welbevinden (geluk, levenstevredenheid en positief affect), sociaal welbevinden (sociale coherentie, - actualisatie, - integratie, - contributie en - acceptatie) en psychologisch welbevinden (zelfacceptatie, positieve relaties met anderen, autonomie, grip hebben, doel hebben en persoonlijke groei)
  • Hebben van positieve relaties valt onder psychologisch. Sociaal welbevinden gaat over het functioneren van het individu in relatie tot groepen en de maatschappij.
  • Gescoord op vijfpuntschaal (nooit = 0, elke dag = 5) waarbij item de mate van aanwezigheid van mentaal welbevinden vaststelt.
  • categoriale benadering: Floreren (min. 1 item score van 4 of 5 bij hedonisch welbevinden + min 6 items van eudaimonisch welbevinden). Wegkwijnen (languishing. Idem maar dan score 0 of 1). Of middelmatig gezond (moderately mentally healthy). Soms ook wel 2 categorieën (floreren/niet floreren)
  • Uniek floreerconcept kan ontdekt worden. Combinatie verschilt per persoon.
23
Q

Voor- en nadelen
positief mentaal
gezondheidsmodel

A

Voordelen van dit model en de MHC-SF t.o.v. andere modellen:
1. Goede theoretische onderbouwing
2. Het includeren van sociaal welbevinden
3. Validiteit en betrouwbaarheid voor meerdere landen, contexten en groepen
Nadelen:
1. Sommige items worden als lastig en onduidelijk ervaren (vooral sociaal welbev)
2. De classificatiecriteria van floreren zijn opgesteld door ze te spiegelen aan de methode voor depressieve stoornis. Empirische onderbouwing hiervoor ontbreekt.

24
Q

Flourishing scale
(Diener)

A
  • 8 items die vooral psychologisch welbevinden meten (eerder de Psychological Wellbeing Scale). Theoretische onderbouwing voor de items ontbreekt
  • Zevenpuntsschaal (van sterk mee oneens tot sterk mee eens)
  • Hedonisch perspectief niet meegenomen
  • Geen criteria floreren te classificeren, welbevinden wordt dimensionaal gemeten
  • Voordelen: betrouwbaar en valide instrument
  • Nadelen: Er kan geen betrouwbaar onderscheid worden gemaakt tussen lage, gemiddelde en hoge score. Er is sprake van een positief scheve verdeling wat betekent dat er relatief hoog gescoord wordt op floreren, terwijl men op de MHC-SF laag of gemiddeld scoorde. En de vragenlijst is niet in staat om een significant verschil te detecteren tussen de interventiegroep en de wachtlijstcontrolegroep (plafond)
25
Q

PERMA-profiler
(Seligman)

A
  • Positieve emoties, Engagement (betrokkenheid), Relaties, Meaning (doel of zingeving) en Accomplishment (presteren of succesvol zijn).
  • Australische onderzoekers ontwikkelden PERMA-profiler: 15 items en een tienpunts schaal. Later nog 8 items toegevoegd ter afleiding die algeheel geluk, negatieve emoties, eenzaamheid en subjectief ervaren fysieke gezondheid meten.
  • Biedt geen criteria om floreren te classificeren (meet dimensionaal)
  • Voordelen: betrouwbaar en valide en. Uitslag kan als een profiel worden weergegeven waarin te zien is op welke ingrediënten van floreren hoog of laag scoren
  • Nadelen: verschilt conceptueel niet van emotioneel welbevinden en is daarmee onvoldoende onderscheidend om algeheel floreren te meten. Niet in NL beschikbaar.
26
Q

Naamloos
instrument door
Huppert en So

A
  • Eerst naamloos instrument als classificatiemethode ontwikkeld door Huppert en So
  • Nam als uitgangspunt de classificaties van stemmings- en angststoornissen en formuleerde vervolgens voor elk diagnostisch criterium het tegenovergestelde als indicator van positief welbevinden.
  • Hieruit kwamen 10 ingrediënten verdeeld over 3 clusters: 1. positieve emoties, 2. emotionele stabiliteit, vitaliteit, optimisme, veerkracht en zelfwaarde. 3. betrokkenheid, competentie, zingeving en positieve relaties
  • Voordelen: betrouwbaar en valide.
  • Nadelen: Doordat de items van dit instrument gebaseerd zijn op verschillende vragenlijsten, zijn er verschillende antwoordmogelijkheden per vraag en er wordt voor elke vraag een ander afkappunt gebruikt
27
Q

Well-being profile
(Huppert)

A
  • Huppert heeft naamloos instr ontwikkeld tot uitgebreider en bruikbaarder instr.
  • 15 ingrediënten (competentie, helder denken, emotionele stabiliteit, betrokkenheid, zingeving, optimisme, positieve emoties en – relaties, veerkracht, zelfwaarde, vitaliteit, acceptatie, autonomie, empathie en prosociaal gedrag) gemeten met een lange, middellange of korte vragenlijst
  • Verschil met eerste classificatiemethode: WB-Pro meet mentaal welbevinden dimensionaal en er wordt geen classificatie toegepast
  • Is betrouwbaar en valide
28
Q

Toepassing van
instrumenten in de
praktijk

A

De 4 instrumenten kunnen worden ingezet bij het vaststellen wat er al goed gaat bij
1. Individuele monitoring
2. Gerichte coaching en opdrachten
3. Monitoring op bedrijfsniveau

29
Q

Prevalentie van
floreren in
Nederland en
daarbuiten

A
  • Gemeten met het World Happiness Report (vergelijkt de mate waarin inwoners van vele landen gelukkig zijn)
  • Meer Nederlanders scoren hoog op hedonisch dan op eudaimonisch welbevinden. Dit betekent dat bijna iedereen die een betekenisvol leven leidt zich ook gelukkig voelt, maar dat het omgekeerde niet geldt.
  • Een hogere mate van eudaimonisch welbevinden is stabieler over tijd dan hedonisch welbevinden en alleen een hogere mate van psychologisch welbevinden voorspelt een hogere mate van emotioneel welbevinden. Verklaring: mensen hebben weinig invloed op de emoties en gebeurtenissen die het hedonisch welbevinden sterk kunnen beïnvloeden, terwijl het eudaimonisch welbevinden meer gaat over aan te leren vaardigheden en persoonlijke eigenschappen
  • Vergelijking NL en Amerika: de prevalentie van floreren ligt hoger in NL en de prevalentie van languishing is lager in NL.
  • NL staat 9e in EU rangorde floreren achter Denemarken, Zwitserland, Oostenrijk
  • De verschillen tussen westerse landen lijkt veel groter als het gaat om floreren dan wanneer alleen gekeken wordt naar geluk en tevredenheid.