H4 Flashcards

1
Q

Vulva

A

Omhulsel bestaande uit;
- clitoris
- mons pubis
- buitenste schaamlip
- binnenste “
- vaginale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Clitoris

A

een heel sensitief orgaan dat heel belangrijk is in de vrouwelijke seksuele respons.
֍ Topje: een extern bobbeltje weefsel in de vaginale opening en de urethrale opening.
֍ Schacht: bestaat uit twee corpora cavernosa, een erectiel weefsel wat zich vult met bloed waardoor het vergroot.
֍ Crura: bestaat uit twee langere sponsachtige lichamen die diep in het lichaam liggen en lopen van het topje tot beide kanten van de vagina.

De clitoris en de penis ontstaan uit hetzelfde weefsel, waardoor ze een gelijkende structuur hebben. De clitoris is het enige geslachtsorgaan zonder bekende functie voor reproductie. Wanneer de clitoris in volle erectie is, ziet het er veel groter uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mons pubis

A

Vetweefsel onder het schaamhaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Labia majora

A

Buitenste schaamlippen;

afgeronde stukjes vetweefsel die langs
beide kanten van de vaginale opening zitten, bedekt met schaamhaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Labia minora

A

Binnenste schaamlippen;

twee haarloze huidplooien/ slijmvlies die tussen de buitenste schaamlippen liggen, vlak langs de rand van de
vaginale opening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Externe organen buiten de vulva;

A
  • klieren van bartholin
  • perineum
  • introitus
  • urethra
  • hymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klieren can bartholin

A

Twee kleine klieren aan iedere kant van de vaginale ingang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Perineum

A

Huid tussen de vaginale ingang en anus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Introitus

A

Vaginale ingang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Urethra

A

Buis waardoor de urine uit de blaas het lichaam verlaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hymen

A

Dun open membraan dat, indien aanwezig, een deel van de vaginale opening bedekt. In de introitus zitten restjes van de hymen, voor gynaecologen is dit de grens tussen buitenste en binnenste anatomie. Hymen is geen teken van maagdelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inwendige geslachtsorganen

A
  • vagina
  • vestibulaire bollen
  • skene klier
  • baarmoeder
  • 2 eileiders
  • 2 ovaria/eierstokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vagina

A

het buisvormige orgaan waarin de penis wordt ingebracht tijdens
geslachtsgemeenschap en een baby doorheen komt tijdens de geboorte. Aan het eind zit de vaginale opening (introitus). In rust- of onopgewonden staat is de vagina ongeveer 8 tot 10 centimeter lang. Rondom de vagina, urinebuis en anus zit een aantal spieren genaamd de bekkenbodemspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pubococcygeus spier

A

Spier rond de vaginale ingang die wordt uitgerekt tijdens de seks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vestibulaire bollen (clitorale bollen)

A

Erectieweefsel onder de binnenste lippen van de vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Skene klier

A

Vrouwelijke prostaat,

klier in de voorwand van de vagina met buisjes die uitmonden in de urinebuis. Sommige vrouwen scheiden een vloeistof uit die biochemisch gezien gelijk is aan mannelijk prostaatvocht. Dit komt door stimulatie van de zogenoemde G-spot, al is het maar de vraag of die echt bestaat en of iedere vrouw die heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Baarmoeder

A

het orgaan waarin de foetus zich ontwikkelt. De baarmoederhals is het onderste deel van de baarmoeder wat opent in de vagina. De baarmoeder heeft drie lagen:
- endometrium
- myometrium
- perimetrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Endometrium

A

binnenste laag slijmvlies waarin een embryo zich kan nestelen. Deze laag wordt afgescheiden tijdens menstruatie, wat zorgt voor menstruele afscheiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Myometrium

A

Gespierde en zeer elastische middenlaag die krachtige samentrekkingen veroorzaakt tijdens orgasme en zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Perimetrium

A

Gladde uitwendige laag van de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

2 eileiders

A

Fallopian tubes;

de buizen die van de baarmoeder naar de eierstokken gaan. Dit is de weg waarlangs de eicel naar de baarmoeder reist, en waar het sperma de eicel bereikt. Het is heel smal en bedekt met een soort haartjes die cilia worden genoemd. De bevruchting vindt meestal plaats in een het gedeelde dat het dichts bij de eierstok bevindt: infundibulum. De eileider eindigt in fimbriae, een vingerachtig uitsteeksel die zich uitstrekken naar de
eierstok om zo het eitje op te vangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

2 ovaria/eierstokken

A

twee organen met ongeveer de grootte en vorm van ongeschilde amandelen, liggend aan beide kanten van de baarmoeder. Ze bevatten eitjes (ova) en produceren de sekshormonen oestrogeen en progesteron. Ze bevatten talloze follikels, een capsule die een onontwikkeld ei omvat. Iedere maand verlies je er eentje totdat er geen eitjes meer over zijn. De eierstokken zitten niet direct vast aan de eileiders. Wanneer een eitje losgelaten wordt, bereikt het de eileider door in richting van de fimbriae te bewegen. Als dit niet gebeurd kan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Borsten

A

Iedere borst bestaat uit 15 of 20 clusters van borstklieren (mammary glands), elk met een aparte opening voor de tepel, omgeven door vet- en bindweefsel. Aan het uiteinde bevindt zich de tepel, waarin de melkkanalen openen. Het donkere gebied rondom de tepel is de areola/ tepelhof. Borsten komen net als vagina’s en penissen in allerlei soorten en maten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Areola

A

Tepelhof, donkere gedeelte om de telel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Ova

A

Eitje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Infundibulum

A

Gedeelte waar bevruchting plaatsvind, gedeeltne van de eileirder die zich het dichtst bij de eierstok bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Fimbriae

A

Vingerachtig uitsteeksel die zich uitstrekken naar de eierstok om zo het eitje op te vangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Clitoridectomy

A

Gedeeltelijke of totale verwijdering van de glans van de clitoris (clitorishoed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Excision

A

Verwijderen van de clitoris en binnenste schaamlippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Infibulation

A

verwijderen van de clitoris, binnenste schaamlippen en een deel van de buitenste schaamlippen. Ook worden de open randen van de buitenste schaamlippen samengenaaid, waardoor er slechts een heel smalle opening
overblijft voor de uitscheiding van urine en menstruale vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Female genital cutting (FGC) gevolgen

A

• Hemorrhaging: leidt tot shock of zelfs dood.
• Door onhygienische omstandigheden kunnen tetanus, andere infecties, herpes,
bacteriële vaginose, HIV en hepatitis B overgedragen worden.
• Urineweginfecties: doordat het meisje de plas inhoudt door de pijn.
• Pijnlijke seks: doordat de man een opening moet forceren of het weefsel moet
openknippen.
• Ernstige complicaties tijdens de bevalling

Het komt echter nog steeds voor doordat het naast maagdelijkheid ook de loyaliteit van een vrouw aan haar cultuur en diens tradities laat zien. Soms wordt een vrouw niet getrouwd als ze niet besneden is. Er zijn tegenwoordig gelukkig minder vrouwen die FGC ondergaan en in sommige gevallen kan het hersteld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

FGC

A
  • clitoridectomy
  • excision
  • infibulation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Penis

A

is van belang bij seksueel genot, voortplanting en de uitscheiding van
lichaamsafval door te urineren. De penis is buisvormig, en loopt verder naar binnen dan van buitenaf te zien is.

De penis is een cilindrisch hangend orgaan dat zich voor het scrotum bevindt en dient om sperma naar de vagina over te brengen. Het bestaat uit drie kolommen van erectiel weefsel die parallel lopen aan de urethra, die omwikkeld zijn met bindweefsel en bedekt met huid.

Bestaande uit;
- glans
- meatus/ urethrale opening
- schacht
- corona
- voorhuid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Corpora cavernosa

A

2 Dorsale kolommen penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Corpus spongiosum

A

Middellijn ventrale kolom;
Zit om de urethra heen, en een stukje aan de eikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Erectie

A

Wanneer de penis slap is zit er weinig bloed in dit weefsel, maar erectie ontstaat wanneer ze gevuld worden met bloed en uitzetten, waardoor de penis stijf wordt. De huid van de penis is meestal haarloos en heeft losse vouwen, waardoor deze uit kan zetten tijdens erectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Erectie in moeilijke woorden

A

Alprostadil, bij zelftoediening van MUSE, wordt afgezet op het urethrale slijmvlies, geabsorbeerd in het corpus spongiosum en vervolgt zijn weg door de collaterale vaten naar de corpora cavernosa. Alprostadil (synthetische prostaglandine E1) is een vasodilatator. Als het bloed de sinusoïden in de cavernosa vult, zet de cavernosa uit tegen de tunica albuginea, waardoor de venulen worden samengedrukt. Deze compressie houdt het bloed vast, wat resulteert in een erectie. Erectiestoornissen kunnen optreden wanneer de cavernosa niet wordt gevuld of het bloed niet wordt opgeslagen. Dit kan vasculair of neurogeen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Scrotum

A

een zak van oppervlakkige fascia van de huid die buiten de buikholte hangt. Het bevat gepaarde testikels gescheiden door een tussenschot in het midden. De testikels hangen buiten het lichaam, waardoor ze 3oC lager zijn dan de lichaamstemperatuur. Dit is goed voor het sperma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Dartos spier

A

spierlaag aan de buitenkant die ervoor zorgt dat de spieren samentrekken, de huid gaat rimpelen en de ballen naar binnen getrokken worden, als het koud wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Cremaster spier

A

spierlaag rondom de testikel die in verbinding staat met de buik en liezen, waardoor de testikels kunnen zakken en stijgen om ze op temperatuur te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Testikels

A

gonaden/ voortplantingsklieren van de man. 250 lobben in elke testis. Elk testikel bevat 1 tot 4 zaadleiders die samenkomen in één rechte buis, die uitmondt in de rete testis (verbindingsstuk testikel en bijbal) waarin sperma wordt geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Rete testis

A

Verbindingsstuk testikel en bijbal, waar sperma wordt gemaakt

43
Q

Leider cellen

A

produceren mannelijke geslachtshormonen (testosteron), gelegen tussen de zaadleiders (= seminiferous tubules).

44
Q

Epidydimis

A

Bijbal;

hier bevindt zich de opslag- en rijpingsruimte voor het sperma. De epididymis is een lange bus van ongeveer 6 meter met verschillende functies.
֍ Absorberen van testiculaire vloeistof.
֍ Voedingsstoffen doorgeven aan sperma.
֍ Cellen worden zo gemaakt dat ze goed kunnen bewegen (peristaltiek).

45
Q

Spermatogenesis

A

De spermaproductie begint in de puberteit en gaat het hele leven van de man door. Het hele proces, dat begint met een primaire spermatocyt, duurt ongeveer 74 dagen. Na ejaculatie kan het sperma ongeveer 48 uur in het vrouwelijke voortplantingskanaal leven.

46
Q

Sperma

A

wordt geproduceerd in de zaadleiders (= seminiferous tubules). In de tubuli bevinden zich grote cellen, de sustentaculaire cellen (Sertoli-cellen), die de andere cellen ondersteunen en voeden. Daarna verplaatst het zich naar de rete testes, en daarna naar de epididymis waar ze tijdelijk (maximaal 6 weken) opgeslagen worden. Bij ejaculatie trekt de epididymis samen, waardoor het sperma in de ductus deferens (= zaadleider) terecht komt.

47
Q

Ductus deferens

A

Zaadleider

48
Q

Onderdelen sperma

A

• Kopje: bevat DNA en helmvormig acrosoom dat hydrolytische
enzymen bevat waardoor het sperma de eicel kan
binnendringen.
• Middenstuk: bevat mitochondriën voor energie.
• Staart: flagellum om te zwemmen.

49
Q

Weg van het sperma

A

Het begin van een ejaculatie start bij contracties in de testes → epididymis → zaadleider (= seminiferous tubules) → ductus deferens → langs de blaas → over urethra → zaadblaas → via prostaat naar binnen → langs de sluitspier via urethra naar buiten.

50
Q

Zaadblaasjes

A

bevinden zich op de achterste blaaswand
en scheiden 60-75% van het zaadvolume af. De zaadblaasjes produceren vocht om het zaad beter naar buiten te laten komen, maar hier zit nog geen sperma in.

51
Q

Seminal fluid/sperma vocht bestaat uit;

A

֍ Fructose: levert energie voor het sperma.
֍ Fibrinogeen: helpt sperma te veranderen in een bolus
die gemakkelijk in de vagina kan worden gestuwd.
֍ Prostaglandines: verminderen de viscositeit van het baarmoederhalsslijm en stimuleren de omgekeerde peristaltiek van de baarmoeder. Bij vaginale klaarkoming.

52
Q

Prostaat

A

stevige, dichte structuur ter grootte van een walnoot, bevindt zich aan de binnenkant van de urineblaas, en produceert 25-30% spermavocht. Deze vloeistof is melkachtig en bevat verschillende ezymen waaronder prostaat-specifiek antigeen (PSA). Zonder een prostaat kun je wel nog klaarkomen, maar is er geen zaadlozing.

53
Q

Bulbourethrale of cowper’s klier

A

klein kliertje dat uit de plasbuis komt, en zich bevindt onder de prostaat. Produceren helder alkalisch slijm vóór de ejaculatie (bij voorvocht). Neutraliseert sporen van zure urine in de urinebuis, smeert de urinebuis en de eikel. Produceert een vloeistof waardoor de zuurgraad in de plasbuis goed is, want zaad kan niet zo goed tegen zuur.

54
Q

Samenvatting sperma

A

Volume 2,5-5,0 ml: aantal zaadcellen van 50-150 miljoen (minder dan 20 miljoen zaadcellen wordt als onvruchtbaar beschouwd). Vloeistof is licht alkalisch bij pH 7,2 - 7,7
• Testikels: bron van sperma (Vol. 2-5%).
• Spermablaasjes: leveren fructose en voedingsstoffen en zijn de voornaamste
leverancier van vocht (volume 60-75%).
• Prostaatklier: levert enzym, zure fosfatase, citroenzuur, zink en proteolytische enzymen (voor stolling en vloeibaarmaking). Secundaire bron van vocht (Vol. 25-30%) + onderdrukken mogelijke immuunrespons vrouw.
• Bulbourethrale klieren: (Vol. 5%). Dikke alkalische slijmachtige vloeistof die zuren neutraliseert.

55
Q

Mensen met lichamelijke beperking vroeger;

A

ongelukkige kinderen en gehandicapten, en het was ondenkbaar dat deze mensen seksuele behoeften kon hebben. Deze verandering toont aan dat de persoon belangrijker is dan het lichaam met gebreken. Toch vinden
doctoren het vaak lastig om met hun cliënten over seks te praten; oncoloog is bang om over seks te praten, seksuoloog is bang om over kanker te praten, en de patiënt is bang om zijn zorgen te bespreken.

56
Q

Gezond persoon

A

seksualiteit wordt gezien als ontspannend, comfortabel en leuk. Een gezond lichaam is ook privé.

57
Q

Personen met ziekte of handicap nu

A

seksualiteit
wordt gezien als oncomfortabel en problematisch. Doordat het lichaam medisch gezien, aangeraakt en onderzocht wordt door anderen, wordt het lichaam niet meer privé. Alhoewel kan seksualiteit troost en zekerheid kan bieden, het gevoel normaal te zijn kan geven, beminnelijk kan zijn, waardoor het patiënten met pijn kan helpen.

58
Q

Seksualiteit en beperkingen

A

Wanneer er geen problemen zijn met de geslachtsorganen, wordt er gedacht dat het geen effect heeft op de seks, maar het niks is minder waar. Veel mensen worden onderworpen aan seksueel beperkende omstandigheden als gevolg van:
• Aangeboren aandoening: Down syndroom.
• Letsel aan de ruggengraat.
• Zicht- en gehoorproblemen.
• Chronische ziekte.
֍ Diabetes: bij mannen volgen na een diagnose diabetes ook erectieproblemen (75%), doordat de kleine bloedvaatjes zijn aangedaan.
֍ Hart- en vaatziekten.
֍ Artritis.
• Ontwikkelingsstoornissen.
• Kanker: vrouwen met borstkanker kunnen zich schamen voor hun borsten,
omdat hun lichaamsbeeld is aangedaan. Hierdoor kan ze zich verbergen voor haar man, wat op invloed kan zijn van het seksleven.

59
Q

Gezonde puberteit

A

֍ Fysieke veranderingen geassocieerd met puberteit.
֍ Competentie op het gebied van dating, verhoogd subjectief bewustzijn
van seksuele geaardheid, verkennende seksuele ervaringen.

60
Q

Puberteit met ziekte

A

֍ Timing van fysieke veranderingen kan vertraagd of aangepast zijn.
֍ Ouders kunnen overbezorgd zijn.
֍ Toegenomen afhankelijkheid van familieleden en instituten voor zorg
(met isolatie van leeftijdsgenoten).
֍ Toename in schaamte over de ziekte en/ of lichaam.
֍ Minder seksuele experimenten.
֍ Zorgen over verminderde levensduur, vruchtbaarheid en de potentiële
genetische overdracht van de ziekte.

61
Q

Voorbeeld traditionele rolpatronen;

A

mannen hebben bepaalde gedachtes over hoe seks moet verlopen, en dat hun de leiding moeten nemen. Wanneer deze patronen zo vastgeroest zijn, zal seksuele activiteit in tijden van ziekte verminderen.

Sommige studies hebben aangetoond dat relatie distress, depressie en traditionele rol voorkeuren sterker gerelateerd zijn aan seksueel functioneren, dan behandeling.

62
Q

Primaire seksuele verandering

A

De neiging om seksuele verandering toe te wijden aan behandeling of ziekte.

Echter kunnen ook alternatieve verklaringen worden gegeven:
• Bestaande gedragsvoorkeuren.
• Rol van de omgeving.
• Coping-mechanismen na ziekte (= secundaire seksuele verandering).

63
Q

Kwaliteit van seksleven (QoSL)

A

Onderzoeken hebben zich lange tijd gericht op het seksueel functioneren in plaats van de seksuele tevredenheid en kwaliteit van het seksueel leven. Men heeft namelijk iets voor ogen op het gebied van seksualiteit (= gewenste situatie) en een werkelijke situatie. Hoe groter de discrepantie tussen werkelijk en gewenst, hoe minder tevreden men is over het seksueel leven.

64
Q

Seks en diabetes mellitus

A

Erectiestoornissen (ED) zijn een veel voorkomend probleem bij mannen met diabetes, het treft 35-75% van de mannelijke diabetici. Tot 75% van de mannen met diabetes krijgt in de loop van hun leven te maken erectiele problemen. Mannen met diabetes zouden 10 tot 15 jaar eerder erectiestoornissen ontwikkelen dan mannen zonder diabetes. Boven 70 jaar is er 95% kans op problemen met erectiel functioneren. Echter, zijn er veel verschillen tussen mensen, want gedachten kunnen lichamelijke functies veranderen:

65
Q

Verschillende benaderingen seks en diabetes;

A

Meneer A
• Diabetes Mellitus.
• Erectiele dysfunctie.
• Lichamelijke functie: 50%
• Start seksuele activiteiten wanneer hij moe is, heeft weinig motivatie, geen coöperatieve partner, en slecht voorspel.
• Gevolg: geen erectie, en wanneer erectie aanwezig is, kan deze niet onderhouden worden.

Meneer B
• Diabetes Mellitus.
• Erectiele dysfunctie.
• Lichamelijke functie: 50%
• Start seksuele activiteiten wanneer hij energie heeft, heeft een coöperatieve partner, en goed voorspel met de juiste stimulatie
• Gevolg: seks wordt als plezier ervaren, waardoor meneer B soms een erectie kan onderhouden.

66
Q

Hpv

A

Human papillomavirus, veroorzaker baarmoederhalskanker.
Meer dan 170 varianten;
- HPV1:
- LrHPV
- HrHPV

Echter, leiden de meeste HPV infecties niet tot kanker, aangezien bijna alle vrouwen (8 op de 10) eens in hun leven geïnfecteerd raken met een HrHPV virus tijdens hun eerste seksuele activiteit. Het lichaam ruimt in het beginstadium nog zelf de schadelijke stoffen op die het kan detecteren. Het aantal bedpartners en een verzwakt immuunsysteem kunnen risicofactoren zijn voor het oplopen van HPV. De enige preventiemethode is het nemen van een HPV vaccinatie. Het virus is niet alleen te vinden op de penis, rectum en vagina, maar ook in het bekkengebied, vingers en mond. In de meeste gevallen verslaat je lichaam een HPV infectie binnen 2 jaar. Er is geen behandeling voor de HPV infectie zelf, maar je kan wel wratten behandelen.

67
Q

HPV1

A

Virus dat wratten kan veroorzaken

68
Q

LrHPV

A

Laag risico hpv, kan genitale wratten veroorzaken
HPV6 en HPV11

69
Q

HrHPV

A

Virussen die kanker kunnen veroorzaken zoals in baarmoederhals, anus, keel, penis, vagina, vulva
HPV16 en HPV18

70
Q

Opsporing HPV

A

Vrouwen kunnen nu iedere 3-5 jaar een uitstrijkje (pap test) laten maken. Dit zorgt ervoor dat kanker vroegtijdig opgespoord kan worden. Wanneer het lichaam de cellen niet zelf opruimt, worden de cellen onrustig en veranderen ze van grootte. Het uitstrijkje kan uitwijzen of de cellen verschillend geplaatst zijn, wat een indicatie kan zijn voor baarmoederhalskanker. Vroeger werd er, wanneer je onrustige cellen had, zuur op je vagina gegoten, en wanneer dit wit uitsloeg, moesten cellen weggesneden worden

71
Q

Symptomen HPV

A

In een vroeg stadium van baarmoederhalskanker zijn er geen symptomen, maar in latere stadia wel:
• Vaginale bloedingen: inclusief bloeden na de seks.
• Ongewone vaginale afscheiding.
• Bekkenpijn.
• Pijn tijdens de seks.

72
Q

Behandeling HPV

A
  • cryotherapie
  • cone biopsy
  • hysterectomy
73
Q

Cryotherapie

A

• Cryotherapie (pre-kanker/ vroeg stadium): extreem koude temperaturen vernietigt abnormale cellen van het baarmoederhalsweefsel.

74
Q

Cone biopsy

A

• Cone biopsy (pre-kanker/ vroeg stadium): chirurgische verwijdering van een segment van de baarmoederhals.

75
Q

Hysterectomy

A

• Hysterectomy (kanker): verwijdering van de baarmoeder.

76
Q

Endometriale kanker

A

Endometriale kanker is kanker op het slijmvlies van de baarmoeder, waarbij een symptoom is dat je bloedingen hebt op andere momenten dan de menstruatie, of na de menopauze.
• Behandeling: hysterectomie (verwijdering baarmoeder), bestraling of chemotherapie.

77
Q

Eierstokkanker

A

Eierstokkanker heeft symptomen, zoals een opgeblazen gevoel in de buik, krampen, overgeven en diarree.
• Behandeling: oophorectomy (verwijdering van een of beide eierstokken), hysterectomie (verwijdering baarmoeder), bestraling of chemotherapie.

78
Q

Borstkanker Prevalentie

A

Borstkanker komt vooral voor bij vrouwen, maar kan ook bij mannen voorkomen (130 mannen per jaar). Een grote risicofactor voor borstkanker bij mannen, is het gebruik van steroïde. Ongeveer 13.000 vrouwen zijn in 2020 gediagnosticeerd met borstkanker, maar er zijn mogelijk minder diagnoses door Covid-19. Het is het meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen in Nederland, 1 op de 7 Nederlandse vrouwen zal het ooit in haar leven ontwikkelen.
• De gemiddelde leeftijd van diagnose is 61 jaar.
• Jaarlijks overlijden ongeveer 3.000 vrouwen ten gevolgen van borstkanker. Hoe
eerder je erbij bent, des te groter de kans op overleving.
• Ongeveer 87% van de vrouwen met borstkanker overleven ten minste 5 jaar na
de diagnose (77% ten minste 10 jaar).

79
Q

Symptomen borstkanker

A

• Een knobbeltje in de borst of verdikking die anders aanvoelt dan het omliggende weefsel.
֍ Cystes.
֍ Fibroadenomas.
֍ Kwaadaardige tumoren. Echter is 80% van de knobbeltjes goedaardig,
maar dit wel gecheckt worden.
• Verandering in de grootte, vorm en uiterlijk van een borst.
• Veranderingen in de huid van de borst, zoals kuiltjes of rimpeling.
• Een naar binnen gekeerde tepel op korte termijn.
• Peeling, schilfering, korstvorming of schilfering van de gepigmenteerde huid
rond de tepel (tepelhof) of borsthuid.
• Roodheid of putjes van de huid over de borst, zoals de schil van een
sinaasappel.

80
Q

Risicofactoren borstkanker

A

• Vrouw zijn.
• Toenemende leeftijd.
• Drinken van alcohol.
• Obesitas.
• Een persoonlijke geschiedenis van borstaandoeningen of borstkanker, of een
familiegeschiedenis van borstkanker.
• Geërfde genen (BRCA1 en BRCA2) die het kankerrisico vergroten.
• Ontvangst van bestralingsbehandelingen op de borst als kind of
jongvolwassene.
• Het krijgen van je menstruatie op jonge leeftijd (voor 12 jaar oud).
• Start van de menopauze op oudere leeftijd.
• Het hebben van je eerste kind op een oudere leeftijd (na 30 jaar oud).
• Nooit zwanger geweest zijn.
• Postmenopauzale hormoonbehandeling. Het risico neemt af wanneer vrouwen
stoppen met deze medicatie.

81
Q

Opsporing borstkanker

A

• Fysiek borstonderzoek.
• Mammogram: borst wordt tussen twee platen gelegd en
onderzocht op knobbeltjes.
• Borst echografie.
• Biopsy: met een holle naald wordt een stukje weefsel uit de
borst gehaald.

82
Q

Behandeling borstkanker

A
  • Chirurgische behandeling;
    Mastectomy
    Lumpectomy
  • adjuvante behandeling
    Radiotherapie
    Chemotherapie
    Hormoontherapie (alleen hormoon gevoelige kanker)
83
Q

Seksleven na borstkanker

A

Vrouwen kunnen zich zorgen maken over hun seksuele identiteit en aantrekkelijkheid; ze kan zich getekend voelen en bang zijn voor afwijzing. Vrouwen hebben vaginale droogheid gemeld, pijn bij het vrijen, gebrek aan interesse in seks, moeite met orgasme of onvermogen om penetrerende seks te hebben na diagnose/ behandeling. Echter laten sommige studies positieve effecten zien: koppels raakten elkaar vaker fysiek aan en waardeerden elkaar meer.

84
Q

Prostaatkanker symptomen

A

veel plassen, moeite met plassen en moeite met het legen van de blaas en een verhoogd libido.

85
Q

Prostaatkanker opsporen

A

rectaal onderzoek (dit gebeurt jaarlijks voor mannen boven de 40) en PSA (prostate-specific-antigen) bloedonderzoek.

86
Q

Prostaatkanker behandeling

A

bestraling, operatie, hormoontherapie, antikankermedicijnen.
Bij ongeveer 75% van de mannen met prostaatkanker in een vroeg stadium resulteert een operatie of bestraling in permanente verwijdering van de kanker. Echter komt de kanker bij een kwart van de patiënten terug.

87
Q

Peniskanker

A

Peniskanker komt zelden voor vergeleken met prostaatkanker.
• Prevalentie: vaker voor bij onbesneden mannen.
• Risicofactor: smegma onder de voorhuid.
• Behandeling: operatie of bestraling.

88
Q

Testeskanker prevalentie

A

Testeskanker komt minder vaak voor, maar is wel de meest voorkomende vorm van kanker in mannen tussen de leeftijd 29 en 35.
Risicofactor; niet ingedaalde tested

89
Q

Testes kanker symptomen, diagnose en behandelin

A

• Symptomen: een pijnloze knobbel in de testes of een lichte vergroting of
verandering in de consistentie, pijn in de onderbuik of lies.
• Diagnose: arts onderzoek en echografie.
• Behandeling: verwijdering van testes, eventueel gecombineerd met
chemotherapie of bestraling. Indien maar één testes verwijderd wordt, blijft de hormoonproductie intact.

90
Q

Verandering voor partner. (Tante sandra bv)

A

Er verandert voor de partner ook een hoop wanneer iemand ziek wordt.
• De partner kan worden gedwongen om de kostwinner te worden.
• De partner kan de primaire verzorger voor kinderen/ ouders worden.
• De partner moet mogelijk meerdere andere rollen op zich nemen (huishoudelijke taken, coördinatie van gezinsactiviteiten).
• Perceptie dat geslachtsgemeenschap met een zieke partner ongepast is.
• Partners zijn bang om hun partner met kanker schade toe te brengen.
• Partners kunnen hun partner in een ‘kind’ rol zien; zorg nodig hebben, en het
voelt ongepast om seksueel te handelen
Patiënt en partner hebben beide een biopsychosociaal model, dat elkaar beïnvloedt.

91
Q

Geen seks gesprekken met arts, waarom niet?

A

Patiënt;

• Informatie over de ziekte staat voorop.
• Bezorgd hoe de arts hen zou zien als ze seksualiteit bespreken.
• Willen niet onbeleefd zijn tegen hun arts.
• Gevoelens van seksualiteit negeren, omdat kanker een belangrijk onderwerp is.
• Accepteren van veranderingen in seksualiteit als onderdeel van de
kankerervaring en weten niet dat ze kunnen worden aangepakt.
• Gaat er vanuit dat alle belangrijke informatie door de arts wordt besproken.

Arts;

tsperspectief
• Ziet seksualiteit als ‘taboe’ in het licht van kanker.
• Gebrek aan tijd.
• Een gevoel van verlegenheid.
• Eigen persoonlijke overtuiging dat seksualiteit niet belangrijk is.
• Gebrek aan training en zelfvertrouwen om seksualiteit met de patiënt te
bespreken.
• Gaat er vanuit dat de patiënten het onderwerp ter sprake zullen brengen als ze
het belangrijk vinden.

92
Q

COPD

A

Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) is een progressieve ziekte die het lastig maakt om te ademen. Tot 75% van de mensen met COPD roken of hebben gerookt. Er is nog geen behandeling voor. De symptomen kunnen enkel verlicht worden door een gezonde levensstijl (sporten en stoppen met roken). Verder gaat het gepaard met slijm en ontstekingen, aangezien de longblaasjes aangedaan kunnen worden, waardoor de flexibiliteit ervan wordt aangetast.

93
Q

Antibiotica en corticosteroïden

A

kunnen schimmelinfecties/ gistinfecties als bijwerking hebben. Deze infecties komen vaak voor in de mond of vagina en kunnen zoenen of seksuele activiteit in de weg zitten.

94
Q

Quantum model of seks

A

Het Quantum Model of Sex suggereert dat algemene responses, waaronder een orgasme, een reflex is. Een persoon heeft voldoende stimulatie nodig om een seksuele reactie op te wekken.

2 drempelwaardes;
- opwinding/excitement; erectie of lubricatie
- orgasme

(Prikkels + mentale interpretatie —> opwinding, als opwinding > drempelwaarde —> erectie/lubricatie of orgasme)

95
Q

Lubricatie

A

Nat worden vrouw

96
Q

3 factoren drempelwaarde beïnvloeding

A
  • Het lichaam geeft seksuele prikkels door en reageert erop.
    ֍ Mensen verschillen van elkaar wat betreft hun drempelwaarde.
    ֍ Andere factoren kunnen de drempel tijdelijk veranderen.
    • Seksuele prikkels; het moet plezierig genoeg zijn om een drempelwaarde te bereiken.
    ֍ Zintuigen, fantasieën, herinneringen die aangenaam moeten zijn.
    • Mentale factoren/ instelling: gedachten, gevoelens/emoties.
97
Q

Invloed van ziekte op drempelwaarde

A

Wanneer iemand ziek is geworden, moet iemand meer gestimuleerd worden en/ of een andere mentale toestand innemen om een drempelwaarde te bereiken.
• COPD ondermijnt de lichamelijke conditie, dus om de opwindbaarheid te verbeteren moet men voldoende energie hebben (verbetering van fysieke conditie; juiste timing van seks).
֍ Niet om 9 uur ’s ochtends, want COPD patiënten hebben een lange opstarttijd.
• Vrouw met multiple sclerose had minder gevoel of gevoelloosheid in geslachtsorganen, de drempel voor opwinding en orgasme is hoger (meer inspanning nodig).
• Vrouw die behandeld is voor borstkanker, is angstig dat de kanker terugkomt, ze is overstuur en heeft problemen met lichaamsbeeld. Cognitieve gedragstherapie kan haar angst verminderen en het lichaamsbeeld verbeteren door minpunten neutraler te maken, of zelf positief.

98
Q

Erectiedysfunctie

A

is verantwoordelijk voor verlies van kwaliteit van leven, en wordt in gevoelsmatig gelijk gesteld aan onvruchtbaarheid, angina pectoris en reumatoïde artritis. Prevalentie: 12-24%. Zowel psychologische als lichamelijke aspecten hebben een functie op het erectiel functioneren.
֍ PrevalentieinNederland:13%(Boxmeer),35%(Krimpen), 17% (Enigma!).

• Aangeboren aandoeningen: aanleg is niet goed, komt zelden voor. Hier kan de penis niet goed ontwikkeld zijn, problemen met plasbuis of ballen en/ of ballen niet helemaal ingedaald.
• Nauwe voorhuid: eikel kan niet uit de voorhuid komen.
• Strakke frenelum: kans op inscheuren.
• Besnijding.
• Gebroken penis: scheuren van de zwellichamen.
• Ziekte van (Morbus) Peyronie: plak/ ontsteking op het corpus cavernosum. Zorgt voor pijn op de penis en verkromming. Medicatie kan het tegengaan of anders een operatie.
• Congenitale kromming: aangeboren kromming in de penis.
• Retrograde ejaculatie: interne urethrale sluitspier trekt niet samen, sperma kan in de blaas komen. Is niet schadelijk, maar kan de vruchtbaarheid verminderen.
Kan o.a. komen door:
֍ Prostaat operatie.
֍ Medicatie: alpha blokkers zorgen ervoor dat de blaashals ontspannen
raakt.
֍ Operatiesindebuik:bijbalkankerpatiëntenwordenlangsdegrotevaten,
de zenuwen van de blaashals ontspannen.

99
Q

Behandeling erectieldysfuncties

A
  • medicatie
  • intra urethrale medicatie
  • vacuüm penispomp
  • injectietherapie
  • penisimplantaat
100
Q

Medicatie erectieproblemen

A

Medicatie (PDE-5 remmers).
֍ Sildenafil: 25, 50, of 100 mg; 1 uur voor de seksuele activiteit innemen
(duur 4-6 uur)
֍ Tadalafil: 5,10, 20 mg; een half uur voor de seksuele activiteit innemen
(duur 24 uur).
֍ Vardenafil: 5,10, 20 mg; 30-60 min. voor de seksuele activiteit innemen
(duur 4-6 uur)

• Intra urethrale medicatie (MUSE en Vitaros): gel wordt inwending in de urethra
ingebracht, wat zorgt voor lokale vaatverwijding.

101
Q

Vacuüm-penispomp

A

pomp wordt om de penis geplaatst waardoor deze
opzwelt. Zwelling wordt in stand gehouden door een cockring. Echter, dit geldt alleen voor het buitenste gedeelte van de penis, waardoor het een “sloppy penis” wordt.

102
Q

Injectietherapie erectieldysfunctie

A

gel rechtstreek in het zwellichaam spuiten, hierdoor is er een lagere dosis nodig dan bij intra urethrale medicatie. Echter, doordat het rechtstreeks ingespoten worden kan er priapisme (= erectie te lang aanhouden (> 3-4 uur)) optreden, waardoor de penis te weinig zuurstof krijgt en de erectiestoornis erger wordt.

103
Q

Penisimplantaat

A

֍ Buigzame penisprothese.
֍ Opblaasbaar
penisimplantaat.