H13 Flashcards

1
Q

Seksuele oriëntatie

A

is iemands erotische en emotionele oriëntatie tot leden van zijn eigen geslacht of leden van het andere geslacht.
- homoseksueel
- heteroseksueel
- lesbies
- biseksueel
- queer
- lgbtq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Queer

A

een zelf-label gebruikt door sommige LGB’s, maar ook door
heteroseksuele die een voorkeur geven voor ongewone seksuele praktijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

LGBTQ

A

LGB; lesbiennes homos en biseksuele
LGBTQ; waaronder transgenders en queer vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heteronormativity

A

De overtuiging dat heteroseksualiteit de norm is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Homofobie

A

een sterke, irrationele angst voor homoseksuelen; negatieve
attitude en reacties op homoseksuele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Antigay vooroordelen

A

negatieve attitudes en gedragingen
tegenover homo’s en lesbiennes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heteroseksisme

A

Vooroordeel en minachting tegenover LGB personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bepalen van seksuele geaardheid

A

Wetenschappers hebben geen exact antwoord op de vraag wanneer seksuele geaardheid wordt bepaald. Sommigen stellen dat het voor de geboorte plaatsvindt, anderen 5-6 jaar oud en weer anderen 10-12 jaar. Mijlpalen in de LGB ontwikkeling treden niet noodzakelijk in dezelfde volgorde op voor iedereen:
• Ervaren van aantrekking tot hetzelfde geslacht.
• Het hebben van een seksuele ervaring met iemand van hetzelfde geslacht.
• Zich identificeren als LGB.
Over het algemeen gebeuren deze mijlpalen later bij lesbiennes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit de kast komen

A

het proces van het erkenning aan jezelf, en vervolgens aan anderen, dat je homoseksueel of lesbies bent. Of iemands acceptatie of afwijzing ervaart, en ontvangt kan cruciaal zijn voor het gevoel van eigenwaarde en de mentale gezondheid. Pesten/ treiteren door peers kunnen heftig zijn, en worden in verband gebracht met suïcidale gedachten en suïcide pogingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sexual fluidity

A

zijn veranderingen over tijd in seksuele aantrekking, identiteit of gedrag. Je hoeft je niet je hele leven aangetrokken tot voelen tot één geslacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onmoeten van andere LGB’s

A

Gay bars spelen een grote rol in het ontmoeten van andere LGB’s, maar tegenwoordig biedt het internet ook veel mogelijkheden, zoals Grindr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Positieve aspecten in relaties; komen vaker voor bij homos dan heteros

A

• Respecteren en waarderen van elkaars verschillen.
• Genereren van positieve emoties en interacties.
• Effectief communiceren en onderhandelen.
• Gelijkheidsideaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Homoseksuele relaties en kinderen

A

Er zijn steeds meer homoseksuele stellen die families creëren met kinderen. Dit is een controversieel onderwerp, omdat sommigen deze familieopstelling zien als een schadelijke omgeving voor kinderen. Echter blijkt dit niet waar. Er blijkt geen consistent verschil tussen deze kinderen en die in heteroseksuele families. Kinderen hebben ten minste een liefhebbende, steunende ouder nodig en ouders die goed met elkaar omgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Seksuele identiteit

A

dat iemand zichzelf identificeert als homoseksueel, heteroseksueel of biseksueel. Men hoeft niet exclusief homo- of heteroseksueel te zijn. Echter is er een verschil tussen hoe je jezelf ziet en hoe je jezelf gedraagt. Seksuele identiteit is dus niet gelijk aan seksueel gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Prevalentie

A

Prevalentie van (niet)heteroseksualiteit (adolescenten/ jongvolwassenen) is afhankelijk van de periode waarin je iemand onderzoekt en welke definitie je hanteert: aantrekkingskracht, gedrag of identiteit. Er is overlap te vinden in de beschrijvingen.

  • Bij mannen kun je zien dat 91.1% zegt aangetrokken te zijn tot het andere geslacht (= heteroseksueel), maar hun seksueel gedrag bewijst dit maar voor 74%. Echter is de seksuele identiteit nagenoeg wel gelijk met 94%.
  • Bij vrouwen kun je zien dat 83.3% zegt aangetrokken te zijn tot het andere geslacht (= heteroseksueel), en hun seksueel gedrag bewijst dit voor 77.1%. Echter is de seksuele identiteit gelijk aan 85.1%.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sin view

A

(voor de 20e eeuw): homoseksualiteit werd net als andere mentale stoornissen gezien als een zonde of ketterij.

17
Q

Medisch model

A

(in de 20e eeuw): homoseksualiteit en mentale verstoring werden gezien als ziekte/ aandoening. Tot 1973 stond homoseksualiteit als een stoornis in de DSM.

18
Q

Depressie en homoseksualiteit

A

Bevolkingsonderzoeken vonden iets hogere rate/ percentage depressies, suïcide pogingen en PTSS onder homo’s en lesbiennes dan onder heteroseksuele. Dit hogere percentage van depressie onder homo’s en lesbiennes betekent niet dat homoseksualiteit een indicator is voor een mentale stoornis.

19
Q

Minority stress model

A

stelt dat stigma, vooroordeel en discriminatie een stressvolle sociale omgeving creëren die mentale gezondheidsproblemen veroorzaken. Tegenwoordig ligt de focus van positieve psychologie op veerkracht dat versterkt wordt door sociale support, hoop en optimisme.

20
Q

Conversion therapy

A

(reparatieve therapie) is een behandeling gemaakt om homoseksualiteit te genezen, en ze in heteroseksuelen te veranderen. De nieuwste versies komen niet van getrainde psychologen. Het bestaat al meer dan 100 jaar en is gebaseerd op de gedachte dat homoseksualiteit genezen moet worden. Methodes zijn elektrische schokken tijdens het kijken naar naakte mannen, castratie en hersenoperaties. Echter, bleken geen van de methode effectief, behalve dat LGB’s zich extreem schuldig voelde na therapie.
In 2000 werden schandalen rondom conversietherapie zo groot dat APA een officieel stellingname uitgaf tegen deze therapieën.

21
Q

Freud en seksualiteit

A

Freud stelde dat mensen polymorphously perverse zijn, dat wil zeggen dat mensen plezier kunnen beleven aan bijna alles. Iedereen is inherent biseksueel en bezit het vermogen om aantrekkingskracht te ontwikkelen tot mannen of vrouwen. Homoseksualiteit komt voort uit fixatie tijdens het doorlopen van bepaalde stadia of door verontrustende heteroseksuele ervaringen.

22
Q

Genetische factoren in homoseksualiteit

A

de index/ concordantie is aanzienlijk hoger voor
identieke tweelingen (52%) dan voor twee-eiige tweelingen (22%), wat pleit voor een genetische bijdrage aan seksuele oriëntatie.
Echter, is deze index rate verre van 100%. Meerdere genen kunnen bijdragen aan seksuele oriëntatie, zoals chromosomen 7, 8, en 10. Echter staat het onderzoek nog maar in de kinderschoenen. Al met al, is er een genetische bijdrage, maar ook andere factoren spelen een rol.

23
Q

Prenatale factoren in seksualiteit

A

֍ Ernstige stress van een moeder tijdens de zwangerschap leidt vaak tot
homoseksuele nakomelingen.
֍ Volgens het fraternal birth order effect, hebben homoseksuele mannen
meer kans op een late geboorte en hebben ze dus meer oudere broers (niet zussen). Hieruit volgt de hypothese dat bij iedere succesvolle zwangerschap van een mannelijke foetus, de moeder meer antilichamen vormt tegen een proteïne geproduceerd door een gen op het Y-chromosoom. Dit effect is niet gevonden bij lesbiennes.
֍ Lagere 2D:4D vingerlengteverhouding kan wijzen op meer prenatale blootstelling aan androgenen bij lesbiennes.
֍ Homoseksuele mannen en lesbiennes zijn vaker links, wat wijst op een hormonaal effect.
֍ Epigenetische factoren kunnen de foetus meer of minder gevoelig maken voor androgenen.

24
Q

Hersenfactoren homoseksualiteit

A

֍ Er zijn geen goed gedocumenteerde anatomische hersenverschillen.
֍ Moderne functionele hersenscan methodes tonen aan dat lesbiennes
opgewonden raken (in hun brein) door vrouwelijke feromonen en homo’s door mannelijke feromonen.

25
Q

Hormonale onbalans en seksualiteit

A

֍ Onderzoek heeft geen hormonale verschillen gevonden.
֍ Pogingen om mannelijke homoseksualiteit te genezen door het
toedienen van testosteron mislukte, en leek te resulteren in nog meer homoseksueel gedrag dan normaal.

26
Q

Leertheorie en seksualiteit

A

֍ Deleertheoriesteltdatmensenseksueelwordengeboren,niethomo-of
heteroseksueel.
֍ Eriseenideedatsteltdatbeloningenstrafhetindividuelegedragvormt.
֍ Homoseksualiteit/ heteroseksueel is aangeleerd gedrag.
Heteroseksualiteit is een normale vorm van gedrag en herkent dat homoseksualiteit niet perse aangeboren is maar ook geleerd moet worden. Bewijs voor deze uitleg van seksuele oriëntatie is gemengd.
֍ De meerderheid van de kinderen die opgroeien met homoseksuele of lesbische ouders zijn heteroseksueel.
֍ Lesbische vrouwen hebben niet meer kans om verkracht te worden dan heteroseksuele vrouwen.

27
Q

Sociologische theorie van reiss (seksualiteit)

A

Deze theorie benadrukt het effect van het labelen in het verklaren van
homoseksualiteit.
֍ Gelabeld worden als homoseksueel kan een self-fulfilling prophecy
worden.
֍ Samenleving en met een grote moederlijke betrokkenheid, lage vaderlijke betrokkenheid en rigide genderrollen, hebben de hoogste incidentie van homoseksueel gedrag bij mannen.

28
Q

Algemene conclusie seksualiteits theorieën

A

Geen van deze theorieën is nog correct, want we weten nog niet wat seksuele oriëntatie veroorzaakt. Verschillende theorieën hebben sterk onderbouwd bewijs (biologisch), maar geen enkele theorie klopt voor alle gevallen. Eerder onderzoek ging ervan uit dat homo’s redelijk op elkaar lijken, maar misschien zijn er verschillende soorten van LHB’s. Bijgevolg kunnen er ook vele oorzaken zijn, elk corresponderend met zijn type.

29
Q

Verschillen homo’s en lesbies

A

• Vrouwen zijn vaker biseksueel dan mannen.
• Vrouwen zijn flexibeler over de tijd heen over hun seksuele oriëntatie (meer
sexual fluidity) dan mannen.
• Mannen bereiken de mijlpalen in ontwikkeling eerder dan lesbiennes..
Afzonderlijke theorieën zijn nodig om de ontwikkeling van seksuele oriëntatie in vrouwen en mannen uit te leggen.

30
Q

Cultuur en seksualiteit

A

Het proces van de ontwikkeling van seksuele identiteit en coming out kan verschillen over etnische groepen in de US.
- African-American lesbiennes waren veel minder vaak uit de kast bij niet-familie dan Latina’s en witte lesbiennes. Echter vallen de etnische verschillen wel mee.

  • Zwarte en Latino mannen zijn meer geneigd om seksueel gedrag met mensen van hetzelfde gender te vertonen maar zichzelf wel nog als heteroseksueel te zien, vergeleken met witte mannen. Dit kan ook omdat ze hun geaardheid willen verbergen voor de buitenwereld, dit heet “down low”.
  • In Engelse cultuur wisselen mannen van rol tijdens anale seks en worden ze beiden gezien als homoseksueel.
  • In Latijnse culturen is emotionele en fysieke nabijheid onder vrouwen geaccepteerd en gewenst, maar attitudes jegens lesbiennes zijn nog strikter dan in de Anglo cultuur. Familisme, de nadruk op familie zorgt ervoor dat lesbiennes outsiders zijn. Daarom blijven ze vaak in de kast voor hun familie.
31
Q

Aziatisch amerikaanse cultuur jegens homoseksualteit

A

• Er is een sterk onderscheid in wat publiekelijk geuit mag worden en wat privé moet blijven.
• Een sterke waarde op loyaliteit naar de familie en de prestatie van familierollen vergeleken met de expressie van iemands eigen wensen.
Seksualiteit moet alleen privé geuit worden, niet publiekelijk. Een heel klein deel van de Aziatisch-Amerikanen is uit de kast en degenen die dat zijn worden vaak beïnvloed door de Amerikaanse cultuur.

32
Q

Seksualiteit vanuit multicultureel perspectief

A

• De definitie van homoseksualiteit wordt bepaald door cultuur.
• Homoseksueel gedrag wordt verschillend bestempeld, in Mexico wordt bij anale seks de ontvangende persoon als homo bestempeld, maar de inbrengende
persoon als hetero/ mannelijk bestempeld.
• Sommige etnische groepen zijn heel afkeurend tegenover homoseksualiteit.
LGBs voelen conflict tussen hun seksuele identiteit en loyaliteit naar hun etnische groep.

33
Q

Biseksualiteit

A

een persoon wiens seksuele geaardheid uitgaat naar mannen én vrouwen. Het komt vaker voor dan homoseksualiteit. Vaak wordt er argwanend of vijandig naar ze gekeken vanuit de gay community, omdat ze meesnoepen van beide partijen. Men wordt als biseksueel gedefinieerd wanneer deze persoon ten minste één seksuele ervaringen met een man heeft gehad, en één met een vrouw.

Ook wordt vaak gedacht dat biseksualiteit een ontwikkelingsfase is waarin iemand ontdekt dat hij volledig homo of lesbisch is. Dit blijkt niet zo te zijn. Wel veranderen veel vrouwen hun identiteit over tijd. Mannen doen dit ook, maar minder frequent.

34
Q

Deprivation sexuality

A

homoseksuele activiteit die in bepaalde situaties voorkomt, zoals gevangenissen, wanneer mensen achtergesteld zijn van regelmatige seksuele activiteit.

35
Q

Mostly-heterosexuals

A

mensen die niet exclusief heteroseksueel zijn, maar ook niet helemaal biseksueel. Dit levert bewijs voor het feit dat seksuele oriëntatie langs een schaal bestaat van Kinsey

36
Q

Panseksueel

A

mensen die aangetrokken zijn tot mensen, ongeacht hun gender. Het is anders dan biseksualiteit, omdat mensen dus niet exclusief op mannen of vrouwen vallen.