H3 Flashcards
Sociale cognitie
De manier waarop mensen over zichzelf en over de sociale wereld denken.
Priming
Je bent zwanger, en opeens is iedereen om je heen zwanger.
Je wilt een camper kopen, en ineens zie je overal campers
Product placement
merken die je ziet tijdens het
kijken van een serie
Perseveratie-effect
als
we eenmaal een bepaalde overtuiging hebben, blijft deze hangen, zelfs als we informatie krijgen dat
de overtuiging niet klopt.
Confirmation bias
als we een bepaalde overtuiging hebben van hoe een persoon in elkaar steekt,
dan gaan we op zoek naar voorbeelden daarvan. Als we dan zien dat iemand eigenlijk anders is,
besteden we daar geen aandacht aan.
Self-fulfilling prophecy
De verwachtingen die jij hebt, zet gedrag in gang dat zorgt dat die verwachtingen uitkomen.
Automatisch denken
snel, intuïtief, onbewust
Gecontroleerd denken
langzaam, zorgvuldig, bewust
Beschikbaarheidsheuristiek
hoe snel komt iets in je op? Beoordeling wordt gemaakt op
basis van beschikbaarheid van informatie.
Nadeel: soms is wat het gemakkelijkst te onthouden is, niet typerend voor het totaalbeeld en
dat kan tot verkeerde conclusies leiden. (meid kleed zich raar heeft weinig vrienden. 200 pychologie, 10 kunst –> ze zal vast psychologie doen)
Representativiteitsheuristiek
hoe vergelijkbaar is dit met een typisch geval? Wordt gebruikt
om inschattingen te maken over een persoon.
Nadeel: mensen houden vaak geen rekening met base rate informatie = hoe vaak komt iets überhaupt voor?
Mensen kiezen vaak voor het stereotype antwoord terwijl, gekeken naar statistieken, het
andere antwoord veel meer kans heeft. (meid kleed zich raar heeft weinig vrienden. 200 pychologie, 10 kunst –> ze zal vast kunst doen)
Analytische denkstijl
een manier van denken waarbij men zich
richt op de eigenschappen van objecten zonder rekening te houden met de omringende context (westers)
Holistische denkstijl
een manier van denken waarbij mensen
zich richten op de algemene context, met name de manier waarop objecten zich tot elkaar
verhouden. (Oost-Aziatische)
Contrafeitelijk denken
Je hebt gedachtes aan wat ook had kunnen gebeuren (als ik nou dat niet had gedaan of dat net wat sneller had gedaan)
Illusoire correlatie
Je ziet verbanden die er helemaal niet zijn (altijd als ik op de fiets ga, regent het)
Illusie van controle
Je denkt dat je controle hebt over iets waar je helemaal geen controle over hebt (Dobbelsteen zachtjes gooien als je een laag getal wilt. Je lievelings shirt dragen voor een voetbalwedstrijd)