H2 Groei van MO in levensmiddelen Flashcards

1
Q

Intrinsieke factoren

A

Zuurtegraad/pH
Wateractiviteit
Redoxpotentiaal
Samenstelling van het LVM
Aanwezigheid van natuurlijke microbiële bestanddelen
biologische structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pH

A

De meeste LVM bevinden zich tussen 5 & 7.
Eieren hoger
Groenten & fruit lager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Redoxpotentiaal

A

De aanwezigheid van zuurstof bepaalt welke micro-organismen een kans krijgen om te groeien.

Een hoge Eh-waarde (betekent veel geoxideerde bestanddelen) -> Enkel aerobe MO
Een lage Eh-waarde (betekent veel gereduceerde bestanddelen) -> Enkel anaerobe MO

MO die zowel bij hoge als lage Eh groeien zijn facultatief anaeroben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Extrinsieke factoren

A

Temperatuur
Relatieve vochtigheid
Gassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

impliciete factoren

A

Competitie
Groeibevordering
associaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wateractiviteit

A

maat voor de hoeveelheid beschikbaar water

Puur zuiver water heeft een aw van 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Samenstelling van het LVM

A

De soort & graad van beschikbaarheid van nutriënten is bepalend voor de groei van MO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Halofiel

A

Een halofiel of halotolerant organisme is een organisme dat in extreem hoge zoutconcentraties kan overleven en zich vermeerderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Temperatuur

A

MO kunnen groeien tussen -18 graden en 70 graden.

Boven max: Afsterving
Onder min: geen vermeerdering meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aanwezigheid van natuurlijke microbiële bestanddelen

A

Kruiden, essentiele oliën
Melk (lactenine, lactoferrine)
Eiwit (lysozyme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

biologische structuren

A

Bescherming tegen de invasie van MO

Bv schubben, pel, eierschaal, bindweefsel van vlees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Xerofiel

A

MO die gedijen in een droge omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gassen

A

Normale atmosfeer bevat O2, N2, CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Relatieve vochtigheid

A

aw x100 = %RV

Dynamisch evenwicht tussen het LVM & zijn omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Thermofiel

A

40-55-70

55
- 15
+ 15

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

competitie

A

Uitputting van nutriënten
Productie van antimicrobiële factoren

3
Q

Groeibevordering

A

Metabolieten
Wijziging in pH
Wijziging in Eh of aw
Hydrolyse
Inhibitoren
Symbiose

3
Q

Associaties

A

Opeenvolging.

3
Q

Thermotroof

A

15-45-60

45
-30
+15

3
Q

Osmofiel

A

Organismen die groeien bij hoge druk, in hoge suikerconcentraties.

3
Q

Mesofiel

A

10-35-50

35
-25
+15

4
Q

Psychrotroof

A

-5-25-40

25
-30
+15

5
Q

Psychrofiel

A

-15-10-25

10
-25
+15

6
Q

De aw waarbij S. aureus niet meer kan groeien

A

0.8-0.87

7
Q

De aw waarbij microbiële groei niet meer mogelijk is
Microbiologisch stabiel

A

0.6

8
Q

aeroob

A

Een organisme is aeroob wanneer het alleen in een zuurstofrijk milieu kan gedijen

9
Q

anaeroob

A

Een organisme is aeroob wanneer het alleen in een zuurstofarm milieu kan gedijen

10
Q

facultatief anaeroob

A

Een facultatief anaeroob organisme is een eencellige die zowel mét als zonder zuurstof kan leven.

11
Q

minimum aw-waarde: 0.95

A

gram-negatieve bacteriën

12
Q

minimum aw-waarde: 0.91

A

gram-positieve bacteriën

13
Q

minimum aw-waarde: 0.88

A

Gisten

14
Q

minimum aw-waarde: 0.80

A

Schimmels

15
Q

Het effect van temperatuur op de groeisnelheid

A

Assymetrische curve

16
Q

T lager dan optimale T

A

Enzymatische reacties
Veranderingen in de membraanstructuur

17
Q

T hoger dan optimale T

A

Denaturatie van eiwitten
Afbraak plasma membraan

18
Q

Te lage RV

A

Veel groenten verliezen water & worden slap

19
Q

Te hoge RV

A

Er treedt condensatie op wat leidt tot microbiële groei