Group 8 Flashcards
1
Q
Zoeken
A
zocht zochten heeft gezocht
2
Q
Leggen
A
legde legden heeft gelegd
3
Q
Schrijven
A
schreef schreven heeft geschreven
4
Q
Beperken
A
beperkte beperkten heeft beperkt
5
Q
Gelden
A
gold golden heeft gegolden
6
Q
Leiden
A
leidde leidden heeft geleid
7
Q
Bedragen
A
bedroeg bedroegen heeft bedragen
8
Q
Wachten
A
wachtte wachtten heeft gewacht
9
Q
Plaatsen
A
plaatste plaatsten heeft geplaatst
10
Q
Plannen
A
plande planden heeft gepland