Group 8 Flashcards

1
Q

Zoeken

A

zocht zochten heeft gezocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leggen

A

legde legden heeft gelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Schrijven

A

schreef schreven heeft geschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beperken

A

beperkte beperkten heeft beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gelden

A

gold golden heeft gegolden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leiden

A

leidde leidden heeft geleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bedragen

A

bedroeg bedroegen heeft bedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wachten

A

wachtte wachtten heeft gewacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Plaatsen

A

plaatste plaatsten heeft geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Plannen

A

plande planden heeft gepland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly