Group 2 Flashcards
1
Q
Zullen
A
zou zouden –
2
Q
Komen
A
kwam kwamen Is gekomen
3
Q
Zitten
A
zat zaten heeft gezeten
4
Q
Maken
A
maakte maakten heeft gemaakt
5
Q
Staan
A
stond stonden heeft gestaan
6
Q
Zien
A
zag zagen heeft gezien
7
Q
Kijken
A
keek keken heeft gekeken
8
Q
Mogen
A
mocht mochten heeft gemogen
9
Q
Laten
A
liet lieten heeft gelaten
10
Q
Denken
A
dacht dachten heeft gedacht