GR Week 2 Flashcards

1
Q

Vestigingsvereisten pandrecht op vorderingen op naam

A

1)Overdraagbaar ex 3:228 BW
2) Art. 3:98 BW
3) 3:84 lid 1 BW

Vuist: Akte en mededeling
Stil: Authentiek akte of geregistreerde onderhandse akte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Openbaar/stil pandrecht op vorderingen op naam en vervreemding/bezwaring voor de mededeling:

A

De vervreemding/bezwaring aan de derde geschiedt vrij van pandrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Openbaar/stil pandrecht op vorderingen op naam en beslag voor de mededeling:

A

een op de vordering tussen het opmaken van de akte en de mededeling gelegd beslag ten laste van de pandgever verhindert niet dat verpanding tot stand komt. Echter kan de pandhouder ex art. 475h lid 1 Rv zijn na het beslag gevestigde pandrecht niet tegenwerpen aan de beslaglegger: de beslaglegger kan het pandrecht negeren en beslag vervolgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Openbaar/stil pandrecht op vorderingen op naam en faillissement voor de mededeling:

A

Faillissement van de pandhouder voordat de verpanding is meegedeeld, belet dat een pandrecht ontstaat (art. 23 jo 35 Fw).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer dierenbescherming bij pandrecht op vorderingen op naam?

A

3:88 BW:
 Pandhouder moet op tijdstip van de mededeling ter goeder trouw zijn (art. 3:239 lid 4 BW).
o Aan een stil pandhouder komt niet eerder bescherming toe dan op het tijdstip waarop hij tot mededeling overgaat.
 De eis van de beschikkingsonbevoegdheid moet haar oorzaak vinden in de ongeldigheid van een vroegere overdracht, die niet is veroorzaakt door de onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
o Tegen op de vordering drukkende beperkte rechten biedt art. 3:88 BW geen bescherming.
Indien art. 3:88 BW geen bescherming kan bieden, want geen sprake van beschikkingsonbevoegdheid, kan art. 3:36 BW worden ingeroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vestiging bij voorbaat van een openbaar pandrecht op een vordering op naam

A

Vereiste mededeling aan de schuldenaar van de toekomstige
vordering (art. 3:98 jo 3:97 jo 3:236 lid 2 jo 3:94 BW.
ii. De pandakte moet de toekomstige vordering ten tijde van de
verpanding in voldoende mate bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vestiging bij voorbaat van een stil pandrecht op een vordering op naam

A

1)De vorderingen dienen op het tijdstip van de vestiging reeds te
bestaan of rechtstreeks moet worden verkregen uit een dan reeds
bestaande rechtsverhouding (art. 3:239 lid 1 BW).
2)De pandakte moet de toekomstige vordering ten tijde van de
verpanding in voldoende mate bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HBL Holding/X

A

Het is mogelijk om in één authentieke of geregistreerde onderhandse pandakte vestigingshandelingen te verrichten t.b.v. zowel een stil pandrecht op bestaande vorderingen en daartoe vatbare toekomstige vorderingen, als een openbaar pandrecht op toekomstige vorderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer ontstaat een pandrecht op een vordering op naam bij vestiging bij voorbaat?

A

Een geslaagde vestigingshandeling doet nog geen pandrecht ontstaan, omdat de pandgever nog niet beschikkingsbevoegd is (art. 3:98 jo 3:84 BW). Pas als de pandgever de vordering verkrijgt, ontstaat het pandrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Coface

A

▪ Een contractueel cessieverbod als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW leidt tot onoverdraagbaarheid van de vordering.
▪ Bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten geldt echter als uitgangspunt dat zo’n beding geacht wordt uitsluitend verbintenisrechtelijke werking te hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen- formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd.
▪ Beding moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven.
▪ In geval van twijfel gaan we ervan uit dat het alleen
verbintenisrechtelijke werking heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rabobank/Ten Berge q.q

A

De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten. Een beding dat de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht met goederenrechtelijke werking uitsluit, leidt ook tot onverpandbaarheid van dat vorderingsrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rivierenland/Gispen q.q.

A

1)Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan
de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat
2)Het beantwoordt aan de doelstelling van de registratie van onderhandse akten de dag waarop de akte ter registratie wordt aangeboden aan te merken als de dag van registratie. (* Tijdstip van aanbieden geldt als tijdstip registratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mulder q.q./Rabobank

A

Ook een generieke omschrijving is voldoende om aan het bepaaldheidsvereiste
te voldoen volgens de Hoge Raad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

X/Heijmans Infra

A

Om te bepalen of het de bedoeling was om ook die vordering te verpanden, geldt de subjectieve Haviltex (De Liser de Morsain)
▪ Maar als het gaat om de bepaaldheid moet het wel via de objectieve maatstaf→bedoeling is niet relevant voor zover die bedoeling niet aan de hand van gegevens in de akte zelf, eventueel achteraf, kan worden vastgesteld.
* Dus als in de akte zelf geen aanleiding is om aan te nemen dat een vordering eronder valt, dan geen pandrecht op die vordering, ook al was de bedoeling er wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dix q.q./ING

A

Naam van de pandgever niet noodzakelijkerwijs in de pandakte genoemd hoeft te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom werd de verzamelpandackteconstructie geaccordeerd?

A

1)De praktijk is in het belang van het vlot functionerend kredietverkeer, waaraan door de wetgever veel belang is toegekend
2) Ook concurrente schuldeisers profiteren van het verleende krediet, omdat de financiering van bedrijven wordt bevorderd en in kritieke situaties minder aanleiding is om de financiering te staken
3) Concurrente schuldeisers kunnen zich instellen op de praktijk door zelf zekerheden te bedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wint men het best een vordering uit?

A

Het best door deze te innen o zich vervolgens op het geinde te verhalen ex 3:246 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurd er als de opbrengst van de vordering niet genoeg is om zich geheel te voldoen als pandhouder?

A

De pandhouder kan als gewoon concurrente schuldeiser voor het restant verhaal zoeken op het overige vermogen van zijn schuldenaar, hierbij geldt de paritas creditorium ex 3:276 jo. 3:277 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er met de openbare pandrecht op vorderingen bij beslag?

A

De pandhouder is inningsbevoegd. een later gelegd beslag brengt geen verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er met de stil pandrecht op vorderingen bij beslag?

A

De beslaglegger is inningsbevoegd ex 477/477b Rv. De stille pandhouder kan zich door mededeling inningsbevoegd maken en het pandrecht inroepen tegen ene later gelegde derdenbeslag. Indien pandhouder int dat vervalt beslag omdat de vordering tenietgaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat kan de beslaglegger doen als de pandhouder int en de vordering teniet gaat?

A

De beslaglegger kan ex 3:235 jo. 490b Rv opkomen bij de verdeling van de door de pandhouder geinde opbrengst van de vordering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe kan je het openbare pandrecht op vorderingen uitoefenen in faillissement ?

A

De pandhouder is inningsbevoegd en 3:246 (1) BW geldt. Door de vordering zelf te innen kan de pandhouder als separatist buiten het failissement om het voorrang op de opbrengst van de vordering verhalen ex 3:252 jo 490b Rv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kan je het stille pandrecht op vorderingen uitoefenen in faillissement ?

A

Indien het niet is meegedeeld is de curator inningsbevoegd. Door betaling aan de curator gaat de vordering en het pandrecht teniet. De pandhouder komt bij inning door de curator de bevoegdheid toe om in faillissement op te komen door zijn vordering ter verificatie in te dienen onder vermelding van zijn rang m.b.t. de opbrengst van de verpande vordering(en) ex art. 110 Fw.

De stille pandhouder kan zich ook door mededeling inningsbevoegd maken zolang de vordering nog niet is betaald. Hij kan dan als separist buiten faillissement om verhaal halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hamm q.q./ABN AMRO

A

(1) de curator mag niet direct na faillietverklaring zelf actief tot inning overgaan, maar moet een redelijke termijn in acht nemen (14 dagen); (2) indien de stille pandhouder heeft laten weten gebruik te willen maken van art. 57 Fw, dan moet de curator elke activiteit achterwege laten welke is gericht op inning van de verpande vordering t.b.v. de boedel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe vestig je een fzo-pandrecht?

A

1) Kan alleen op de in 7:51 BW beschreven activa
2)I.b. normale regels van vestigen van een pandrecht, verpanding bij voorbaat is dus ook mogelijk 3:98 jo 3:83 BW
3)‘In beginsel’, want doorgaans geschiedt verpanding van effecten langs girale weg door bijschrijving ten name van de pandhouder in de administratie van de intermediair.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is er anders bij een fzo-pandrecht dan normaal pandrecht?

A

1) Er is een gebruiks- en vervreemdingsrecht bij een fzo-pandrecht ex 7:53 lid 1 BW
2) Vereenvoudigde verhaalsuitoefening ex 7:54 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wijze van uitwinning van fzo pandrecht op effecten ex 7:54 sub a BW

A

Voor de uitwinning wordt vereist het bestaan van een executiegrond
1) Executoriaal verkoop ex 7:54 lid 2 BW, 3:253 lid 1 BW jo. 490b Rv is van toepassing
2)Toe-eigening van de effecten en de waarde verrekenen met het hem verschuldigde ex 7:54 lid 3 BW. Toe-eigening van effecten is ex lid 3 alleen toegestaan indien dit in de fzo is bedongen en de waardering van de effecten is gebaseerd op de waarde op een markt of ten beurze.
Executie en verhaal vinden plaats door executoriale toe-eigening en daaropvolgend verhaal door saldering van de waarde van de effecten met de vordering op de pandgever (art. 3:253 lid 1 BW jo 490b Rv).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wijze van uitwinning van fzo pandrecht op geld ex 7:54 sub b BW

A

1)Bij pandrecht op geld (creditsaldo) is de pandhouder bevoegd het verpande tegoed ‘te verrekenen’ met het hem verschuldigde (tenzij in de fzo anders is bedongen)
Verrekenen staat ook hier voor verhaal door saldering. Om te kunnen salderen moet de pandhouder/schuldeiser het credietsaldo wel ‘onder zich hebben’: daarvan is sprake indien de pandhouder en de bank waar het saldo is gestald één en dezelfde persoon zijn. In dat geval is verrekening ex art. 6:127 BW mogelijk.
2)Zijn de pandhouder en de bank niet één en dezelfde persoon, moet de pandhouder de vordering ex art. 3:246 lid 1 BW eerst innen om zich vervolgens door saldering op de opbrengst te kunnen verhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wijze van uitwinning van fzo pandrecht op kredietvorderingen ex 7:54 sub c BW

A

1)Bij kredietvorderingen is de pandhouder bevoegd de kredietvordering over te dragen en de opbrengst ‘te verrekenen’ met het hem verschuldigde.Er is sprake van executoriale verkoop, nu hij tot verhaal strekt. M.b.t. de opbrengst is art. 3:253 lid 1 BW jo 490b Rv van toepassing.
2)Executoriale verkoop is niet de enige mogelijkheid tot verhaal. De pandhouder is namelijk ex art. 3:246 lid 1 BW bevoegd de vordering te innen om zich vervolgens op het geïnde te verhalen.

30
Q

Wanneer is een schuldenaar bevoegd tot verrekening?

A

art. 6:127 lid 2 BW als:
1) hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld
2)jegens dezelfde wederpartij
3)Hij bevoegd is tot betaling van zijn schuld en
4)Hij bevoegd is tot het afdwingen van betaling aan zijn vordering

31
Q

Hoe werkt de verrekening in geval van een faillissement?

A
  1. Art 53 FW: Regeling voor schuldeiser (niet de curator)
    a) Hij die schuldenaar en schuldeiser van de gefailleerde is, kan zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen
    b) Indien beide zijn ontstaan voor de faillietverklaring OF
    3) Voortvloeien uit handelingen voor de faillietverklaring met de gefailleerde verricht.

Verruiming: De vordering hoeft niet opeisbaar te zijn en de schuld niet betaalbaar. De schuldeiser van een vordering onder opschortende voorwaarden op de failliet kan zich beroepen op verrekening

32
Q

Wanneer word verrekening in faillissement beperkt?

A

Art. 54 Fw: Indien dit wordt gedaan met het doel zichzelf de mogelijkheid van verrekening te verschaffen. Je moet dus te goeder trouw zijn.

33
Q

AMRO/Curatoren THB

A

Art. 54 Fw beslaat ook gevallen waarin na de faillietverklaring een bedrag op de bankrekening is bijgeschreven, maar de verplichting tot bijschrijven voorafgaand aan de faillietverklaring reeds was ontstaan door het aanvaarden van de opdracht tot bijschrijven op de rekening.

34
Q

Hoe zit het met een bank en verrekening in faillissement ?

A

Het geld dat op de rekening van de schuldenaar wordt gestort, wordt in feite gezien als een betaling aan de bank voor de schuld van de schuldenaar. Als de bank dit geld zou gebruiken om de schuld van de schuldenaar aan de bank te verrekenen zonder goede reden, zou dat als onrechtmatig worden beschouwd, tenzij de bank te goeder trouw handelt.

35
Q

Verrekening van binnenkomende betalingen door de bank in faillissement

A

Als een bank geld ontvangt op de rekening van een klant die mogelijk failliet gaat, mag de bank dat geld niet gebruiken om de schulden van die klant aan de bank te verrekenen als de bank weet dat het faillissement of een financiële moeilijkheid waarschijnlijk is. Dit wordt bepaald door artikel 54 van de Faillissementswet.

36
Q

Verrekening door de bank van binnenkomende betalingen op verpande vorderingen in faillissement

A

Als een bank geld ontvangt als betaling voor een lening die verpand is (dit betekent dat het als garantie is gegeven), mag de bank dat geld gebruiken om haar eigen schuld aan de failliete persoon te verrekenen. Dit wordt bevestigd door een juridisch precedent genaamd Mulder q.q./CLBN. Dit helpt de bank om haar zekerheden te beschermen zonder direct openbaarmaking van haar verpande rechten te hoeven doen.

37
Q

Verrekening door de bank van binnenkomende betaling op verpande bankrekening, of voor verpande goederen in failissement

A

Als geld wordt betaald op een bankrekening die verpand is aan de bank, kan de bank dat geld gebruiken om haar eigen schuld aan de failliet te verrekenen. Maar als het geld wordt betaald op een andere rekening die niet verpand is, kan de bank dat niet.
Als er betalingen zijn voor verpande of hypothecaire goederen (bijvoorbeeld goederen die als onderpand zijn gegeven voor een lening), kan de bank alleen verrekenen als de betaling specifiek bedoeld is om de verpande schuld af te lossen. Als dit niet het geval is, mag de bank niet verrekenen volgens de artikelen 53 en 54 van de Faillissementswet.

38
Q

Dix/ING

A

Verzamelpandakte-constructie
De omstandigheden dat de namen van de pandgevers niet in de verzamelpandakte zijn vermeld en dat de pandgevers alleen generiek zijn omschreven, staat niet in de weg aan een rechtsgeldige verpanding van hun vorderingen op derden.

39
Q

Van Leuveren/ING

A

Voor een verzamelpandakte-constructie, zoals in het geval van Dix/ING, is het essentieel dat zowel de akte waarin de titel voor verpanding is vastgelegd als de akte waarin de volmacht wordt verleend, een eerdere datering hebben. Hoewel registratie van de kredietofferte (tevens stampandakte) in dit geval aan deze eis voldeed, betekent dit niet automatisch dat de datering van de akten altijd vaststaat. Als de datering wordt betwist, rust het doorgaans op de partij die zich op de akte beroept om de juistheid van deze datering te bewijzen..

40
Q
A
41
Q

Rabobank/Ten Berge

A

De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten (art. 3:83 lid 2 BW). Om te beoordelen of een beding dat de overdracht van een vorderingsrecht verbiedt goederenrechtelijke werking heeft, dient het te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de Haviltexmaatstaf. Daarbij moet tot uitgangspunt worden genomen dat het uitsluitend verbintenisrechtelijke werking heeft, tenzij uit de — naar objectieve maatstaven uit te leggen — formulering ervan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd. Een beding als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW, dat de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht met goederenrechtelijke werking uitsluit, leidt derhalve ook tot onverpandbaarheid van dat vorderingsrecht.

42
Q

Ontvanger/NMB Postbank

A

Een later beslag doorkruist een eerdere overdracht / verpanding bij voorbaat niet. Dit kan alleen door algemeen faillissementsbeslag ex art. 35 lid 2 Fw.

43
Q

Mulder q.q./CLBN

A

Als een verpande vordering wordt betaald op de rekening van de pandhouder vóór of tijdens het faillissement, is verrekening toegestaan zonder de strikte regels van artikelen 53 en 54 van de Faillissementswet van toepassing.
Indien de betaling van de verpande vordering plaatsvindt op een andere rekening of contant, ontstaat er geen verrekeningsmogelijkheid en geldt het hierboven genoemde onder ‘uitoefening van het pandrecht op vorderingen en faillissement’.

Wanneer het pandrecht op vorderingen wordt uitgeoefend tijdens een faillissement:

Als er vóór het faillissement wordt betaald, vervalt het pandrecht (artikel 3:81 lid 2 sub a BW) en heeft de pandhouder geen voorrang op de opbrengst.
Als er tijdens het faillissement wordt betaald vóór mededeling, vervalt het pandrecht, maar behoudt de (voormalige) pandhouder wel voorrang op de opbrengst.

44
Q

Sisal

A

 Toepassing van de regel uit Mulder q.q./CLBN.
 Het gaat om een stil verpande vordering waarop derdenbeslag wordt
gelegd door een andere schuldeiser dan de pandhouder.
Door de inning door de beslaglegger gaat de vordering teniet en vervalt het daarop rustende pandrecht evenals het daarop gelegde beslag. De pandhouder behoudt zijn voorrang bij de verdeling van de opbrengst/voorrang op het geinde

45
Q

IAE/Neo-River

A

 De pandhouder blijft bevoegd afstand te doen van verpande vorderingen.
De aan een vordering verbonden schuldeisersbevoegdheden gaan door het vestigen van een beperkt recht op die vordering niet zonder meer over op de beperkt gerechtigde. Voor wat betreft het pandrecht schept art. 3:246 BW een aantal bevoegdheden voor de pandhouder, maar andere schuldeisersbevoegdheden blijven bij de pandgever rusten. Tot die bevoegdheden behoort ook het doen van afstand van de verpande vordering. De pandhouder is voldoende beschermd tegen benadeling in zijn belang bij het verpande, door de mogelijkheid de betreffende rechtshandeling te vernietigen op grond van art. 3:45 BW.

46
Q

WUH/Emmerig

A

Cessie van huurtermijnen van tot de boedel behorende, aan derden verhuurde onroerende goederen is, voor wat betreft de na de dag van de faillietverklaring verschenen huurtermijnen, te beschouwen als cessie van toekomstige vorderingen die niet tegen de boedel kan worden ingeroepen.

47
Q
A
48
Q

Coface

A

Als uitgangspunt bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten, moet worden aangenomen dat zij uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de — naar objectieve maatstaven uit te leggen — formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd.

49
Q

Rivierenland/Gispen

A

Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat.

50
Q

Mulder/Rabobank

A

Een algemene beschrijving van rechten of vorderingen tegen derden op het moment van ondertekening van de akte, evenals de rechten of vorderingen die voortkomen uit bestaande rechtsverhoudingen met die derden, kan toch een geldige overdracht of verpanding mogelijk maken. Dit komt omdat de algemene aard van een dergelijke beschrijving en het ontbreken van specifieke details van de betreffende vorderingen niet noodzakelijkerwijs de vereiste van voldoende bepaaldheid zoals bedoeld in artikel 3:84 lid 2 BW in de weg staan. Dat eventuele details uit de administratie van de pandgever moeten worden verkregen, doet geen afbreuk aan de voldoende duidelijkheid van de vorderingen.

51
Q

Van Dooren q.q./Holding

A

Het past in het stelsel van de wet om aan te nemen dat rangwijziging ook t.a.v. pandrecht mogelijk is. Art. 3:262 BW kan analoog worden toegepast.
Het is mogelijk te bepalen dat een recht van pand ten aanzien van een of meer pandrechten op hetzelfde goed een hogere rang heeft dan hem volgens het tijdstip van zijn vestiging toekomt, mits uit de akte betreffende rangwijziging blijkt dat de gerechtigden tot de pandrechten die door de rangwijziging in rang worden verlaagd daarin toestemmen.

52
Q
A
53
Q

Amro/Curatoren THB

A

Verrekening is niet mogelijk bij gecrediteerde rekening bij betalingen op rekening schuldenaar (soort schuldovername) indien geen sprake is van te goeder trouw. Vanaf het moment dat de overnemer weet dat het faillissement te verwachten is, is hij niet meer te goeder trouw (art. 54 Fw).

54
Q

Wie heeft geen bescherming bij art. 3:239 lid 4 jo. 3:88 BW?

A

Geen bescherming voor stille pandhouder ▪ Want: mededeling
o Geen bescherming tegen de (beperkte) beschikkingsonbevoegdheid die het gevolg is van de eerdere vestiging van een pandrecht
o Geen bescherming tegen ‘onverpandbaarheidsbeding’

55
Q

Wie kan geen partij zijn bij een fzo?

A

Een natuurlijke persoon niet in beroep of bedrijf, reikwijdte partijen staat in 7:52 BW

56
Q

Wat zijn de verschillen tussen pandrecht en het fzo-pandrecht?

A

Verschil met pandrecht: een pandhouder is doorgaans niet bevoegd om de zaak te gebruiken (3:243 lid 1 BW), de pandhouder mag zich het verpande niet toe- eigenen (3:235 BW) en de pandhouder met het verpande niet vervreemden buiten het geval waarin hem het rand van parate executie toekomt (art. 3:248 BW).
- Doet zich een executiegrond voor, dan is de fzo-pandhouder gerechtigd om de effecten waarop zijn fzo-pandrecht rust te verkopen en het hem verschuldigde uit de opbrengst te verhalen of zich deze effecten toe te eigenen onder verrekening van de waarde waarvan met het hem verschuldigde (7:54 BW).
o Bij reguliere pandrecht geldt een verbod van toe-eigening (3:235 BW).
- Verschil in partijen die een fzo-pandrecht kunnen vestigen en een regulier pandrecht.
- Verschil in goederen waarop het kan worden gevestigd.

57
Q

Beslag of faillissement vóór vestiging (bij voorbaat)

A
  • Een eerder beslag gaat vóór een latere verpanding (bij voorbaat): art. 475h Rv
  • Een eerder faillissement staat in de weg aan een latere verpanding (bij voorbaat): art 23 Fw (pandgever wordt nooit beschikkingsbevoegd) jo. 35 lid 2 Fw: bepaalt dat het faillissement de vestiging bij voorbaat doorbreekt
58
Q

Beslag of faillissement ná vestiging bij voorbaat, vóór ontstaan vordering

A

Een later beslag doorkruist een eerdere verpanding bij voorbaat niet (Ontvanger/NMB Postbank) (cessie van toekomstige vorderingen gaat boven later beslag).
Een later faillissement doorkruist een eerdere verpanding bij voorbaat wel (WUH/Emmerig q.q.) en (Ontvanger/NMB Postbank)
o Pandgever failliet voor ontstaan vordering. Hierdoor pandgever niet beschikkingsbevoegd.

59
Q

Beslag of faillissement ná vestiging bij voorbaat, ná ontstaan vordering

A
  • Een beslag doorkruist een eerdere verpanding bij voorbaat sowieso niet, dus ook in deze situatie niet.
  • Als de vordering vóór het faillissement is ontstaan (dus op de faillissementsdatum niet toekomstig meer is), is het pandrecht al vóór het faillissement rechtsgeldig tot stand gekomen. Van een doorkruising van het pandrecht door faillissement is dus geen sprake.
    o Want: pandgever failliet na ontstaan vordering, waardoor pandgever op enig moment beschikkingsbevoegd is geweest. Pandrecht is hierdoor rechtsgeldig tot stand gekomen en kan aan de boedel worden tegengeworpen.
60
Q

Inningsbevoegdheid openbaar pandrecht:

A
  • Art. 3:246 lid 1 BW: inningsbevoegdheid bij openbaar pandhouder (wanneer pandrecht
    aan de schuldenaar van de vordering is medegedeeld)
    o Op grond van 3:246 lid 4 kan worden afgesproken dat pandgever
    inningsbevoegd blijft (met toestemming pandhouder of rechter)
  • Art. 3:246 lid 5 BW: pandrecht komt te rusten op het geïnde (zaaksvervanging). De
    vordering behoort nog steeds tot het vermogen van de pandgever.
  • De pandhouder kan zich vervolgens bij verzuim van de pandgever of opeisbaarheid van
    geldvordering uit hoofde van zijn recht van parate executie uit de opbrengst voldoen, waarna hij het overschot moet afstaan (3:248 jo. 3:252 en 3:255 BW) (parate executie op het geïnde)
61
Q

Inningsbevoegdheid bij stil pandrecht op vorderingen

A
  • Zolang het pandrecht niet medegedeeld (stil) is, is de pandgever inningsbevoegd (3:246
    lid 1 BW)
    o Door mededeling wordt de pandhouder inningsbevoegd.
  • Door betaling van de verpande vordering vóór mededeling, gaat die vordering en dus ook het pandrecht teniet (3:81 lid 2 sub a BW)
  • Wil de pandhouder dit voorkomen, moet er dus bij stil pandrecht eerst een mededeling worden gedaan (3:239 lid 3 BW), vervolgens geldt hetzelfde als bij openbaar pandrecht.
  • Maar anders gewoon pandrecht op het geinde ex 3:246 lid 5
62
Q

Gaan alle schuldeisersbevoegdheden over op de pandhouder?

A

Nee, weliswaar schept 3:246 BW een aantal bevoegdheden, maar andere schuldeisersbevoegdheden (zoals afstand doen: IAE/Neo-River) blijven bij de pandgever rusten.

63
Q

Waarom blijven schuldeisersbevoegdheden zoals het afstand doen van een vordering bij de pandgever?

A

De pandhouder is voldoende beschermd tegen benadeling in zijn belang bij het verpande, door de mogelijkheid de betreffende rechtshandeling te vernietigen op grond van art. 3:45 BW (actio pauliana) omdat er een rechtshandeling wordt verricht die leidt tot benadeling van de verhaalspositie.

64
Q

Hoe werkt de rangswijziging bij pandrechten?

A

Van Dooren q.q./Holding:
Analoge toepassing 3:262 BW bij pandrecht. Analoog aan artikel 3:262 lid 1 BW, vereist de Hoge Raad ook voor een rangwijziging bij pand dat de pandhouders die door de rangwijziging in rang worden verlaagd, daarin toestemmen.Die toestemming moet blijken uit de akte betreffende rangwijziging.
* De toestemming door deze pandhouders dient te voldoen aan hetzelfde vormvereiste als geldt voor de vestiging van het desbetreffende pandrecht zelf.
deze rangwijziging kan slechts worden
tegengeworpen aan anderen van wie de rechtspositie ten aanzien van het goed door de rangwijziging wordt geraakt, zoals houders van pandrechten waarvan de rang niet wordt verlaagd door de rangwijziging, andere beperkt gerechtigden en beslagleggers, indien zij met de rangwijziging instemmen. Deze instemming kan op ieder moment vormvrij geschieden.

65
Q

Wat gebeurt er als de hoogst gerangschikte pandhouder het recht van inning gebruikt?

A

een eerste pandhouder die aan de schuldenaren van zijn
pandgever mededeling heeft gedaan van zijn pandrechten op de vorderingen, is bevoegd om al deze vorderingen volledig te innen, ongeacht het beloop van zijn eigen vordering op de pandgever.
▪ Wat moet er met het surplus gebeuren?→Na inning door de eerste pandhouder gaan de vorderingen teniet. Zij zijn dan immers voldaan door de schuldenaren. Wanneer het geldschulden betrof, komt het pandrecht te rusten op de geïnde geldbedragen (3:246 lid 5 BW). Uit dit geldbedrag kan de eerste pandhouder die de vordering heeft geïnd, zijn vordering vervolgens voldoen (3:255 BW). Het overschot moet hij conform de regels van art. 3:253 lid 1 BW en 490a Rv verdelen onder de lager gerangschikte pandhouders en anderen

66
Q

Wanneer is de overnemer van een vordering (tot verrekening) niet te goeder trouw?

A

Vanaf het moment dat hij weet dat faillissement te verwachten is ex 54 Fw

67
Q

Pandhouder t.o.v. fiscus:

A
  • Pandrecht gaat ex art. 3:279 BW voor op voorrechten (en dus ook op fiscale
    voorrecht ex art. 21 lid 1 IW)
  • Fiscaal bodemvoorrecht gaat voor pand (21 lid 2 tweede volzin IW).
    o In faillissement→pandhouder kan paraat executeren alsof er geen faillissement was (57 lid 1 Fw), maar op grond van art. 57 lid 3 Fw moet de curator de belangen behartigen van bevoorrechte schuldeisers die in rang boven pand of hypotheek gaan.
68
Q
A
69
Q

Pandrecht t.o.v. eigendomsvoorbehoud

A

Bij pandrecht op voorwaardelijk eigendom geldt Rabobank/Reuser.
- Bij pandrecht op (huidige en toekomstige) zaken waardoor eigendomsvoorbehoud
geldt:
o Vanwege eigendomsvoorbehoud was de koper niet beschikkingsbevoegd om
over de zaken te beschikken zodat er ex. 3:84 lid 1 jo 3:98 jo 3:237 BW geen
pandrecht tot stand is gekomen.
o Nog kijken naar derdenbescherming! (Hoogovens/Matex)

70
Q

Pandrecht t.o.v. recht van reclame:

A
  • Door het inroepen recht van reclame eindigt het recht van de koper of zijn
    rechtsverkrijger (en dus ook pandrecht)
  • Let wel op derdenbescherming ex art. 7:42 BW.
71
Q

Pandrecht en Vormerkung:

A
  • Bestond pandrecht voor Vormerkung?→kan worden tegengeworpen koper.
  • Pandrecht ontstaan na Vormerkugn?→kan niet wroden tegengeworpen aan koper.