GR Week 2 Flashcards
Vestigingsvereisten pandrecht op vorderingen op naam
1)Overdraagbaar ex 3:228 BW
2) Art. 3:98 BW
3) 3:84 lid 1 BW
Vuist: Akte en mededeling
Stil: Authentiek akte of geregistreerde onderhandse akte
Openbaar/stil pandrecht op vorderingen op naam en vervreemding/bezwaring voor de mededeling:
De vervreemding/bezwaring aan de derde geschiedt vrij van pandrecht
Openbaar/stil pandrecht op vorderingen op naam en beslag voor de mededeling:
een op de vordering tussen het opmaken van de akte en de mededeling gelegd beslag ten laste van de pandgever verhindert niet dat verpanding tot stand komt. Echter kan de pandhouder ex art. 475h lid 1 Rv zijn na het beslag gevestigde pandrecht niet tegenwerpen aan de beslaglegger: de beslaglegger kan het pandrecht negeren en beslag vervolgen.
Openbaar/stil pandrecht op vorderingen op naam en faillissement voor de mededeling:
Faillissement van de pandhouder voordat de verpanding is meegedeeld, belet dat een pandrecht ontstaat (art. 23 jo 35 Fw).
Wanneer dierenbescherming bij pandrecht op vorderingen op naam?
3:88 BW:
Pandhouder moet op tijdstip van de mededeling ter goeder trouw zijn (art. 3:239 lid 4 BW).
o Aan een stil pandhouder komt niet eerder bescherming toe dan op het tijdstip waarop hij tot mededeling overgaat.
De eis van de beschikkingsonbevoegdheid moet haar oorzaak vinden in de ongeldigheid van een vroegere overdracht, die niet is veroorzaakt door de onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder.
o Tegen op de vordering drukkende beperkte rechten biedt art. 3:88 BW geen bescherming.
Indien art. 3:88 BW geen bescherming kan bieden, want geen sprake van beschikkingsonbevoegdheid, kan art. 3:36 BW worden ingeroepen.
Vestiging bij voorbaat van een openbaar pandrecht op een vordering op naam
Vereiste mededeling aan de schuldenaar van de toekomstige
vordering (art. 3:98 jo 3:97 jo 3:236 lid 2 jo 3:94 BW.
ii. De pandakte moet de toekomstige vordering ten tijde van de
verpanding in voldoende mate bepalen.
Vestiging bij voorbaat van een stil pandrecht op een vordering op naam
1)De vorderingen dienen op het tijdstip van de vestiging reeds te
bestaan of rechtstreeks moet worden verkregen uit een dan reeds
bestaande rechtsverhouding (art. 3:239 lid 1 BW).
2)De pandakte moet de toekomstige vordering ten tijde van de
verpanding in voldoende mate bepalen.
HBL Holding/X
Het is mogelijk om in één authentieke of geregistreerde onderhandse pandakte vestigingshandelingen te verrichten t.b.v. zowel een stil pandrecht op bestaande vorderingen en daartoe vatbare toekomstige vorderingen, als een openbaar pandrecht op toekomstige vorderingen
Wanneer ontstaat een pandrecht op een vordering op naam bij vestiging bij voorbaat?
Een geslaagde vestigingshandeling doet nog geen pandrecht ontstaan, omdat de pandgever nog niet beschikkingsbevoegd is (art. 3:98 jo 3:84 BW). Pas als de pandgever de vordering verkrijgt, ontstaat het pandrecht.
Coface
▪ Een contractueel cessieverbod als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW leidt tot onoverdraagbaarheid van de vordering.
▪ Bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten geldt echter als uitgangspunt dat zo’n beding geacht wordt uitsluitend verbintenisrechtelijke werking te hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen- formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd.
▪ Beding moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven.
▪ In geval van twijfel gaan we ervan uit dat het alleen
verbintenisrechtelijke werking heeft.
Rabobank/Ten Berge q.q
De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten. Een beding dat de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht met goederenrechtelijke werking uitsluit, leidt ook tot onverpandbaarheid van dat vorderingsrecht.
Rivierenland/Gispen q.q.
1)Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan
de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat
2)Het beantwoordt aan de doelstelling van de registratie van onderhandse akten de dag waarop de akte ter registratie wordt aangeboden aan te merken als de dag van registratie. (* Tijdstip van aanbieden geldt als tijdstip registratie)
Mulder q.q./Rabobank
Ook een generieke omschrijving is voldoende om aan het bepaaldheidsvereiste
te voldoen volgens de Hoge Raad.
X/Heijmans Infra
Om te bepalen of het de bedoeling was om ook die vordering te verpanden, geldt de subjectieve Haviltex (De Liser de Morsain)
▪ Maar als het gaat om de bepaaldheid moet het wel via de objectieve maatstaf→bedoeling is niet relevant voor zover die bedoeling niet aan de hand van gegevens in de akte zelf, eventueel achteraf, kan worden vastgesteld.
* Dus als in de akte zelf geen aanleiding is om aan te nemen dat een vordering eronder valt, dan geen pandrecht op die vordering, ook al was de bedoeling er wel.
Dix q.q./ING
Naam van de pandgever niet noodzakelijkerwijs in de pandakte genoemd hoeft te worden
Waarom werd de verzamelpandackteconstructie geaccordeerd?
1)De praktijk is in het belang van het vlot functionerend kredietverkeer, waaraan door de wetgever veel belang is toegekend
2) Ook concurrente schuldeisers profiteren van het verleende krediet, omdat de financiering van bedrijven wordt bevorderd en in kritieke situaties minder aanleiding is om de financiering te staken
3) Concurrente schuldeisers kunnen zich instellen op de praktijk door zelf zekerheden te bedingen
Hoe wint men het best een vordering uit?
Het best door deze te innen o zich vervolgens op het geinde te verhalen ex 3:246 BW
Wat gebeurd er als de opbrengst van de vordering niet genoeg is om zich geheel te voldoen als pandhouder?
De pandhouder kan als gewoon concurrente schuldeiser voor het restant verhaal zoeken op het overige vermogen van zijn schuldenaar, hierbij geldt de paritas creditorium ex 3:276 jo. 3:277 BW)
Wat gebeurt er met de openbare pandrecht op vorderingen bij beslag?
De pandhouder is inningsbevoegd. een later gelegd beslag brengt geen verandering.
Wat gebeurt er met de stil pandrecht op vorderingen bij beslag?
De beslaglegger is inningsbevoegd ex 477/477b Rv. De stille pandhouder kan zich door mededeling inningsbevoegd maken en het pandrecht inroepen tegen ene later gelegde derdenbeslag. Indien pandhouder int dat vervalt beslag omdat de vordering tenietgaat.
Wat kan de beslaglegger doen als de pandhouder int en de vordering teniet gaat?
De beslaglegger kan ex 3:235 jo. 490b Rv opkomen bij de verdeling van de door de pandhouder geinde opbrengst van de vordering.
Hoe kan je het openbare pandrecht op vorderingen uitoefenen in faillissement ?
De pandhouder is inningsbevoegd en 3:246 (1) BW geldt. Door de vordering zelf te innen kan de pandhouder als separatist buiten het failissement om het voorrang op de opbrengst van de vordering verhalen ex 3:252 jo 490b Rv
Hoe kan je het stille pandrecht op vorderingen uitoefenen in faillissement ?
Indien het niet is meegedeeld is de curator inningsbevoegd. Door betaling aan de curator gaat de vordering en het pandrecht teniet. De pandhouder komt bij inning door de curator de bevoegdheid toe om in faillissement op te komen door zijn vordering ter verificatie in te dienen onder vermelding van zijn rang m.b.t. de opbrengst van de verpande vordering(en) ex art. 110 Fw.
De stille pandhouder kan zich ook door mededeling inningsbevoegd maken zolang de vordering nog niet is betaald. Hij kan dan als separist buiten faillissement om verhaal halen.
Hamm q.q./ABN AMRO
(1) de curator mag niet direct na faillietverklaring zelf actief tot inning overgaan, maar moet een redelijke termijn in acht nemen (14 dagen); (2) indien de stille pandhouder heeft laten weten gebruik te willen maken van art. 57 Fw, dan moet de curator elke activiteit achterwege laten welke is gericht op inning van de verpande vordering t.b.v. de boedel.
Hoe vestig je een fzo-pandrecht?
1) Kan alleen op de in 7:51 BW beschreven activa
2)I.b. normale regels van vestigen van een pandrecht, verpanding bij voorbaat is dus ook mogelijk 3:98 jo 3:83 BW
3)‘In beginsel’, want doorgaans geschiedt verpanding van effecten langs girale weg door bijschrijving ten name van de pandhouder in de administratie van de intermediair.
Wat is er anders bij een fzo-pandrecht dan normaal pandrecht?
1) Er is een gebruiks- en vervreemdingsrecht bij een fzo-pandrecht ex 7:53 lid 1 BW
2) Vereenvoudigde verhaalsuitoefening ex 7:54 BW
Wijze van uitwinning van fzo pandrecht op effecten ex 7:54 sub a BW
Voor de uitwinning wordt vereist het bestaan van een executiegrond
1) Executoriaal verkoop ex 7:54 lid 2 BW, 3:253 lid 1 BW jo. 490b Rv is van toepassing
2)Toe-eigening van de effecten en de waarde verrekenen met het hem verschuldigde ex 7:54 lid 3 BW. Toe-eigening van effecten is ex lid 3 alleen toegestaan indien dit in de fzo is bedongen en de waardering van de effecten is gebaseerd op de waarde op een markt of ten beurze.
Executie en verhaal vinden plaats door executoriale toe-eigening en daaropvolgend verhaal door saldering van de waarde van de effecten met de vordering op de pandgever (art. 3:253 lid 1 BW jo 490b Rv).
Wijze van uitwinning van fzo pandrecht op geld ex 7:54 sub b BW
1)Bij pandrecht op geld (creditsaldo) is de pandhouder bevoegd het verpande tegoed ‘te verrekenen’ met het hem verschuldigde (tenzij in de fzo anders is bedongen)
Verrekenen staat ook hier voor verhaal door saldering. Om te kunnen salderen moet de pandhouder/schuldeiser het credietsaldo wel ‘onder zich hebben’: daarvan is sprake indien de pandhouder en de bank waar het saldo is gestald één en dezelfde persoon zijn. In dat geval is verrekening ex art. 6:127 BW mogelijk.
2)Zijn de pandhouder en de bank niet één en dezelfde persoon, moet de pandhouder de vordering ex art. 3:246 lid 1 BW eerst innen om zich vervolgens door saldering op de opbrengst te kunnen verhalen.