GR Week 1a Flashcards
De hoofdregel van art. 3:276 BW is dat de schuldeiser zijn vordering kan verhalen op alle goederen (zaken + vermogensrechten) van zijn schuldenaar. De vijf deelregels zijn:
- De schuldeiser komt m.b.t. zijn vordering een verhaalsrecht toe en – omgekeerd – de goederen van de schuldenaar zijn uitwinbaar voor diens schulden;
- Alle goederen van de schuldenaar zijn uitwinbaar;
- De schuldeiser is vrij in de keuze van het goed/goederen waarop hij
verhaal wil zoeken; - Goederen zijn slechts uitwinbaar voor zover ze tot het vermogen van
de schuldenaar horen; - Aan iedere schuldeiser komt het recht toe om verhaal te nemen
Wijze van verhaalsuitoefening: Buiten Faillissement
Art. 430 e.v Rv – executoriaal beslag
Vereist is een executoriale titel (vonnis/notariële akte)
Wijze van verhaalsuitoefening: in Faillissement
Geen zelfstandige mogelijkheid om verhaal uit te oefenen ex 33 Fw, Het gaat o.g.v. 108 e.v. Fw
Niet voor uitwinning vatbare goederen
Verhaalsrecht, tenzij… overeenkomst of wet.
Bed, beddengoed, levensmiddelen (art. 447 / 448 Rv)
Beslagvrije voet (art. 475a-e Rv)
Deze regels zijn van dwingend recht.
Wat is voorrang?
De paritas creditorum geldt slechts voor zover er geen door de wet erkende redenen van voorrang bestaan. Voorrang verschaft aan een schuldeiser het recht om, in geval van samenloop van verhaalsrechten, bij de verdeling uitbetaald te krijgen voor de concurrente schuldeisers.
Deze uitzondering op de regel wordt beperkt tot de door de wet erkende redenen van voorrang. Art. 3:278 lid 1 BW bepaalt dat voorrang voortvloeit uit pand, hypotheek en voorrecht en uit andere in de wet aangegeven gronden.
Andere in de wet aangegeven gronden zijn:
Art. 3:282 lid 1 BW
Art. 3:264 lid 7 BW
Art. 3:290 BW (retentierecht)
Welke partijen hebben voorrang volgens art. 3:278 lid 1 BW ?
Art. 3:278 lid 1 BW bepaalt dat voorrang voortvloeit uit pand, hypotheek en voorrecht en uit andere in de wet aangegeven gronden.
Andere in de wet aangegeven gronden zijn:
Art. 3:282 lid 1 BW
Art. 3:264 lid 7 BW
Art. 3:290 BW (retentierecht)
Kwaliteitsrekening of derdenrekening
Betaalt de schuldenaar op een bankrekening van een tussenpersoon, dan gaat het daarop bijgeschreven bedrag behoren tot het vermogen van die tussenpersoon. Het gesaldeerde staat bloot aan verhaal door de schuldeisers van die tussenpersoon (art. 3:276 BW).
Wat betekent het feit dat pand en hypotheekhouders separatisten zijn?
Ze kunnen overgaan tot parate executie en dit blijft eveneens bestaan wanneer het goed in faillissement valt. De pand- hypotheekhouder is gerechtigd de executie over te nemen (461a Rv jo. 509 Rv) In geval van faillissement kunnen pand- en hypotheekhouders ex art. 57 Fw hun recht uitoefenen.
Wat is de bepaalbaarheid van een vordering?
O.g.v. art. 3:227 BW kan een vestiging van een pand of hypotheek alleen tot zekerheid van een geldsom, anders werkt paratas creditorum niet meer. 3:231BW ziet op de betaalbaarheid op het tijdstip van de executie, bij de bevestiging hoeft het nog niet vast te staan. (Zie ook: 3:260 lid 1 BW, voor de vestiging van hypotheek is vereist dat de hypotheekakte een aanduiding bevat van de vordering waarvoor de hypotheek tot zekerheid strekt.
Doyer & Kalff/Bouman
Een zekerheidstelling is voldoende bepaald in de zin van art. 3:231 BW : Voldoende is dat, als het op executie aankomt, aan de hand van de rechtsverhouding tussen de zekerheidsgever en -nemer is vast te stellen tot zekerheid van welke vorderingen het verleende recht tot verhaal strekt.
Wanneer ontstaat pand en hypotheek als het gaat om een toekomstige vordering?
Pand en hypotheek voor een toekomstige vordering ontstaan op het tijdstip waarop de vestigingshandeling wordt voltooid en niet pas op het tijdstip waarop de vordering ontstaat.
Lage Landen/van Logtestijn
de pandhouder kan zich in faillissement van de pandgever niet alleen verhalen voor vorderingen die bij het uitspreken van het faillissement reeds bestaan, maar ook voor vorderingen die op dat moment nog toekomstig zijn, mits deze voortvloeien uit een op dat moment reeds bestaande rechtsverhouding met de gefailleerde pandgever.
het verbod van toe-eigening moet met welke 2 wetsartikelen in relatie worden gezien?
art. 3:248 jo. 3:268 BW
Verschil tussen voorrecht & pand/hypotheekrecht
Een pand en hypotheek houden naast een voorrangsrecht ook een verhaalsrecht in, in tegenstelling tot een voorrecht. Aldus kan een schuldeiser een aan zijn vordering verbonden voorrecht slechts uitoefenen indien hij voor die vordering verhaal kan zoeken op het goed of de goederen waarop het voorrecht betrekking heeft.
Hoe oefen je een voorrecht uit?
Buiten faillissement geldt dezelfde wijze van verhaalsuitoefening als voor de gewone concurrente schuldeiser. Oftewel moet je een executoriale titel verwerven om vervolgens executoriaal beslag te leggen ex 430 e.v. Rv. In faillissement brengt een voorrecht geen separatistpositie mee.