GR week 1B Flashcards

1
Q

Wat is levering bij voorbaat?

A

Art. 3:97 BW, dit staat toe de levering door een beschikkingsbevoegde naar voren te halen in afwachting van verkrijging van het goed door de vervreemder en daarmee diens beschikkingsbevoegdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is art. 3:97 BW handig?

A

O.g.v. 3:84 BW zou je geen toekomstige goederen kunnen overdragen, aangezien de beschikkingsbevoegdheid dit belet. Door 3:97 BW kan dit wel, via de schakelbepaling 3:98 BW kan dit ook op een vestiging, overdracht en afstand van beperkte rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het gevolg van een levering bij voorbaat ex 3:97 BW?

A

Art. 3:97 BW vormt een uitzondering op art. 3:84 BW. Een levering bij voorbaat bewerkstelligt nog geen overdracht, maar door het op voorhand te verrichten van de voor levering voorgeschreven handelingen, komt de levering onvoorwaardelijk tot stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er bij de verkrijging van het goed door de vervreemder nadat hij in staat van faillissement is verklaart (bij levering bij voorbaat ex art 3:97 BW) ?

A

Er komt geen overdracht tot stand. Art. 20 jo. 23 Fw beletten dat de voor de totstandkoming van de overdracht vereiste beschikkingsbevoegdheid intreed. Het goed valt dus ondanks de levering bij voorbaat in de failiette boedel ex art. 35 lid 2 Fw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de beperkingen aan levering bij voorbaat ex art 3:97 BW?

A

1)Het bij voorbaat te leveren goed mag geen registergoed zijn 2) Het mag niet verboden zijn het toekomstige goed tot onderwerp van een overeenkomst te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de wijze van levering bij voorbaat (3:97BW)

A

1)Geanticipeerd constitutum possessorium.. Een in de toekomst te verkrijgen roerende zaak, niet registergoed bij voorbaat 3:97 jo. 3:90 lid 1 jo 3:115 sub a BW
2) Geanticipeerde traditio longa Manu of brave Manu ex 3:97 jo 3:90 jo 3:115

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is er sprake van voldoende bepaaldheid bij levering bij voorbaat ex 3:97 BW

A

Indien naar objectieve maatstaven, eventueel achteraf, valt vast te stellen op welke zaak de levering ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurd er bij een dubbele levering bij voorbaat?

A

O.g.v. art 3:97 lid 2 BW geldt dat de tweede levering bij voorbaat niet werkt tegen degene die als eerste bij voorbaat geleverd heeft gekregen (prioriteitsregel) De tweede levering kan eveneens geen bescherming aan art. 3:86 BW ontlenen aangezien hij zich tegenover de eerste niet op een geslaagde levering kan beroepen, behalve als hij de levering verkrijgt van de vervreemder en hij ten goede trouw is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt de eis van voldoende bepaaldheid in bij de levering bij voorbaat van cessies?

A

Bij de overdracht van de vordering op naam moet de vordering ten tijde van de levering in voldoende mate door de cessieakte worden bepaald. Aan dit vereiste is voldaan indien de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. (Ontvanger/Rabobank)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ontvanger/Rabobank

A

Aan de eis van voldoende bepaaldheid bij de levering bij voorbaat van vorderingen op naam is voldaan indien de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat moet je doen voor een stille cessie bij voorbaat van een toekomstige vordering?

A

3:94 lid 3 BW. Je moet een authentieke akte of een geregistreerde onderhandse akte hebben met betrekking tot een toekomstige vordering die moet voorspuiten uit een rechtsverhouding die reeds bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontvanger/NMB Postbank Groep

A

art. 475h Rv is zo te verstaan dat het beslag niet kan worden tegengeworpen aan degene die de vordering verkrijgt krachtens de voor het beslag verrichte levering die voor de vervreemding is vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vestig je een vuistpand op roerende zaken?

A

ex art. 3:286: een pandrecht op roerende zaken wordt gevestigd o.g.v 3:98 jo 3:84 lid 1 BW. Het vuistpand is naar buiten toe kenbaar want de zaak moet uit de macht van de pandgever worden gebracht en blijven. De pandhouder is houder van de zaak voor de pandgever ex art. 3:110 jo. 3:107 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe vestig je een stil pandrecht op roerende zaken?

A

Ex art 3:287 BW: een stil pandrecht wordt gevestigd met een onderhandse geregistreerde akte of een authetieke akte. Deze vorm is niet naar buiten toe kenbaar want de zaak blijft in de macht van de pandgever. De vestiging van de pandrecht wordt voltooid door de registratie van de onderhandse akte of authentieke akte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt de bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever (roerende zaken)

A

O.g.v. art 3:238 BW kan de pandhouder bescherming krijgen tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever indien hij op het tijdstip van afgifte te goeder trouw is ex. art 3:11 BW. De stille pandhouder heeft dus in beginsel geen bescherming via 3:238 BW aangezien afgifte verplicht is. Verkrijgt de stille pandgever alsnog de afgifte van de zaak dan kan hij bescherming krijgen via 3:238 BW indien hij ter goeder trouw was ten tijde van de afgifte van de zaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer krijgt de pandgever geen bescherming bij beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever (roerende zaken)

A

1) Indien de zaak niet is afgegeven
2) Indien niet ter goeder trouw ten tijde van de afgifte
2,5) Indien in de akte niet de verklaring van beschikkingsbevoegdheid staat in de zin van art 3:237 lid 2 BW
3) Het betreft een gestolen zaak. O.g.v. art. 3:238 lid 3 BW verklaart de uitzondering van 3:86 lid 2 sub b en lid 4 van overeenkomstige toepassing

17
Q

Welke bescherming is er in geval van faillissement en beslag bij een pandrecht op roerende zaken?

A

O.g.v. art. 453a Rv kan een pandrecht dat is gevestigd nadat daarop al beslag was gelegd niet aan de beslaglegger worden tegengeworpen. Echter brengt lid 2 bescherming: indien er sprake is van afgifte en hij te goeder trouw was op het tijdstip dat de zaak in zijn handen is gekomen, word het pandrecht geëerbiedigd.

18
Q

Kan de vestigingshandeling van een pandrecht op een roerende zaak bij voorbaat worden verricht?

A

Ja, o.g.v 3:97 jo. 3:98 BW kan er bij voorbaat worden geleverd. Dit kan niet bij een vuistpandrecht aangezien de vereisten daarvoor zijn dat de zaak uit de macht van de pandgever komt. Wel kan een stil pandrecht, aangezien daarvoor alleen een authentieke/onderhandse akte benodigd is. De eis is wel dat de bij voorbaat te verpanden zaak wel in voldoende mate is bepaald.

19
Q

Wat gebeurd er als er een vestiging bij voorbaat van een pandrecht is en het wordt doorkruist door faillissement?

A

Vestiging bij voorbaat doet nog geen pandrecht ontstaan, er is immers niet voldaan aan de beschikkingsbevoegdheidseis. Wanneer de vestigingshandeling pas na het faillissement wordt voltooid, zorgen art. 20 jo 23 Fw ervoor dat er geen beschikkingsbevoegdheid intreedt van de pandgever, waardoor er geen geldig pandrecht tot stand komt.

20
Q

Waarom heeft de pandhouder bij voorbaat niets te vrezen van een bijzonder beslag?

A

Beslag op toekomstige roerende zaken is niet mogelijk.

21
Q

Glencore-arrest

A

Aan een aan A toebehorende partij aluminium raakte in een smeltkroes vermengt met een aan B toebehorende partij. Op de aan A toebehorende partij rustte een stil pandrecht van C. De Hoge Raad: “indien bij vermenging van één van de oorspronkelijke zaken niet als hoofdzaak valt aan te wijzen, dan is er een nieuwe zaak ontstaan (art. 5:15 jo 5:14 lid 2 BW). Deze bepalingen brengen mee dat van rechtswege een nieuw pandrecht op A’s aandeel in de nieuwe zaak is ontstaan ten behoeve van C.”

22
Q

Wat gebeurd er als de derde-verkrijger van een zaak, niet wist dat er een pandrecht op gevestigd was?

A

O.g.v. art. 3:86 lid 2 BW kan een derde-verkrijger die te goeder trouw is bescherming ontlenen. Echter, de derde-verkrijger heeft een onderzoeksplicht: bij een vuistpand is de zaak niet onder de vervreemder en is het pandrecht dus kenbaar. Bij een stil pandrecht kan er wel eerder aan de eis van goede trouw worden voldaan.

23
Q

Is de pandgever bevoegd een tweede pandrecht te vestigen op een roerende zaak?

A

De pandgever blijft eigenaar van de verpande zaak en kan een tweede pandrecht vestigen ex art. 3:237 lid 3 jo. 3:248 lid 3 BW

24
Q

Wanneer krijgt de pandhouder van het als tweede gevestigd pandrecht bescherming tegen het eerste?

A

O.g.v. art. 3:238 lid 2 BW kan de tweede pandhouder bescherming krijgen indien hij ten tijde van de afgifte ter goede trouw was. Dit betekent dat de stille pandhouder geen bescherming geniet, aangezien er dan geen sprake is van afgifte. (Als ie later afgifte verkrijgt en te goeder trouw is dan ontvangt ie wel bescherming)

25
Q

Wat gebeurd er als een tweede pandhouder bescherming kan genieten door 3:238 lid 2 BW?

A

Er komt een rangwisseling tot stand.

26
Q

Wanneer gaat het pandrecht teniet?

A

1) Voldoening van de vordering (3:82 jo. 3:7 BW)
2) Verrekening (6:127 BW)
3) Ontbinding (6:271 BW)
4)het tenietgaan van het recht waaruit het beperkte recht is afgeleid;
verloop van de tijd waarvoor, of de vervulling van de ontbindende voorwaarde waaronder het beperkte recht is gevestigd;
afstand;
opzegging, indien de bevoegdheid daartoe bij de wet of bij de vestiging van het recht aan de hoofdgerechtigde, aan de beperkt gerechtigde of aan beiden is toegekend;
vermenging; 3:81 lid 2 BW

27
Q

Hoe word het pandrecht op roerende zaken uitgeoefend buiten Faillissement en derdenbeslag?

A

Bij verzuim heeft de pandhouder ex art. 3:248 lid 1 BW het recht van parate executie om zich conform 3:253 op de opbrengst van de verpande zaak te kunnen verhalen. De stille pandhouder heeft de zaak niet onder zich, maar hij heeft het recht van afgifte ex art 3:237 lid 3 BW

28
Q

Wat is het recht van afgifte en onder welke voorwaarden kan deze bevoegdheid worden gebruikt?

A

3:237 lid 3 BW: De stille pandhouder kan dit recht gebruiken indien er sprake is van tekortschieten of dreigend tekortschieten van de pandgever/schuldenaar. Dit kan iedere pandhouder doen: de hoogst gerangschikte pandhouder kan het aan zichzelf vorderen, de lagere kan het aan een door de gezamenlijke pandhouders of door de rechter aangewezen pandhouder/derde

29
Q

Wat houdt het recht van parate executie in?

A

o.g.v. 3:248 lid 1 BW heeft de pandhouder het recht van parate executie indien de schuldenaar in verzuim is ex art. 3:227 BW. Dit moet een geldvordering betreffen. Het komt aan iedere pandhouder toe.

30
Q

Uitoefening pandrecht bij beslag

A

1) Een pandrecht gevestigd nadat op de roerende zaak verhaalsbeslag is gelegd kan niet aan de beslaglegger worden tegengeworpen (453a jo 712 Rv) Als de beslaglegger tot executie overgaat dan kan hij het pandrecht negeren. De pandhouder kan bij de verdeling van de opbrengst opkomen als schuldeiser ex 480 Rv, maar door de werking van 435a Rv heeft de beslaglegger voor de pandhouder recht op uitkering uit die opbrengst.

31
Q

Wanneer kan de pandhouder het pandrecht wel tegenwerpen aan de beslaglegger?

A

1) Indien het pandrecht voor het beslag tot stand i gekomen
2) Het pandrecht na de beslaglegging tot stand is gekomen, maar de pandhouder een beroep kan doen op art. 453a lid 2 Rv

32
Q

Wat is het recht van de stille pandhouder op afgifte bij beslag op de zaak?

A

De pandhouder kan ex art. 496 lid 3 Rv zijn recht op afgifte ook bewerkstelligen indien op de aan hem stil verpande zaak ten laste van de pandgever al verhaalsbeslag is gelegd, door een derde-schuldeiser. Vereist is dat de pandhouder ex art. 461a Rv de executie overneemt, wat verzuim van de schuldenaar vereist. Het beslag vervalt niet door de afgifte.

33
Q

De Jong/KBC

A

Een stille pandhouder die bij een executoriale executie door de beslaglegger zijn pandrecht op de zaak verliest, kan alsnog onder behoud van zijn rang opkomen bij de verdeling van de executieopbrengst.

valt af te leiden dat een stille pandhouder conform zijn rang kan meedelen in de executieopbrengst omdat de pandhouder die door 3:86 lid 2 BW zijn pandrecht verliest kan worden aangemerkt als een beperkt gerechtigde die ‘door de executie’ zijn recht verliest als bedoeld in art. 480 Rv.

34
Q

Welke twee beperkingen kent het recht van afgifte van de stille pandhouder in faillissement?

A

1) Afkoelingsperiode ex 63a Fw
2) Een redelijk termijn ex art 58 Fw

35
Q

Feenstra q.q./ING

A

Is tussen de pandgever en pandhouder (ING) een afwijkende verkoop ex art. 3:251 lid 2 BW tot stand gekomen?
Of sprake is van ‘afwijkende verkoop’ moet d.m.v. Haviltex worden uitgelegd. In casu is duidelijk dat de gemaakte afspraak tussen de pandhouder en pandgever bedoeld was als executieverkoop. Ook wanneer de pandgever onderhands verkoopt, kan de pandhouder zich als separatist verhalen op de opbrengst. Het aftrekken van de schuld van de opbrengst door verrekening maakt nog deel uit van de executie.

36
Q

Meijs/Bank of Tokyo

A

Voor vestiging van pandrecht is vereist dat tussen de pandgever en de pandnemer wilsovereenstemming bestaat die strekt tot de vestiging van het pandrecht. Voor vestiging van stil pandrecht is vereist een akte die doet blijken dat zij tot verpanding van de erin bedoelde vorderingen is bestemd. Deze akte hoeft niet tweezijdig te zijn en zij hoeft niet te doen blijken van de verklaring van de pandhouder dat hij het pandrecht aanvaardt. De aanvaarding kan vormvrij geschieden.

37
Q

De Liser de Morsain/Rabobank

A

Aan de hand van de akte moet kunnen worden vastgesteld welke vorderingen de cedent en cessionaris hebben willen verpanden. Het gaat om uitleg van de in de akte tot uitdrukking gebrachte goederenrechtelijke overeenkomst. Voor de uitleg moet worden gekeken naar het Haviltex- criterium: beslissend is betekenis die de cedent en de cessionaris in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de omschrijving van de vorderingen in de akte mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

38
Q

Potharst/Serrée:

A

‘Wanneer eigendom wordt overgedragen onder voorbehoud van pandrecht, krijgt de nieuwe eigenaar een recht dat vanaf het begin belast is met het pandrecht van de oorspronkelijke pandhouder. Eventuele pandrechten die de nieuwe eigenaar vestigt, hebben geen voorrang op het voorbehouden pandrecht van de oorspronkelijke pandhouder, zelfs als ze eerder zijn gevestigd. vestigingshandeling eerder, dat het een pandrecht oplevert die voor het voorbehouden pandrecht gaat.