Gewrichten Flashcards
1
Q
Wat is een gewricht
A
Één verbinding tussen twee botten waarbij beweging mogelijk is (in strikte zin)
Beweging:
Groot
Beperkt
Niet
2
Q
ROM
A
Range Of Motion
3
Q
Welke soorten gewrichten zijn er?
A
- Synarthrodiale gewrichten
= fibrueze gewrichten - Amphiathrodiale gewrichten
= kraakbeengewrichten - Diarthrodiale gewrichten
= synoviale gewrichten
4
Q
Leg uit:
Synarthrodiale gewrichten
A
- fibreuze gewrichten
- onbeweeglijk of zeer minimaal beweeglijk (geen ROM)
- omgeven door bindweefsel
Vb: cranium
5
Q
Leg uit:
Amphiathrodiale gewrichten
A
- kraakbeengewrichten
- gewrichten met beperkte beweeglijkheid
(beperkte ROM) - kleine hoeveelheid kraakbeen tussen de gewrichten
- botten verbonden door kraakbeen
Vb: pubic symphysis, sacro-iliacaal, wervelkolom
6
Q
Leg uit:
Diarthrodiale gewrichten
A
- synoviale gewrichten
- gewrichten met grote beweegelijkheid
(grote ROM) - multidirectioneel
- omgeven door kraakbeen kapsel en synoviaal vocht
- gewrichtskop en gewrichtskom
- ondersteund door ligamenten
(bindweefsel)
Vb: heupgewricht, schoudergewricht
7
Q
Leg uit:
1 assige gewrichten
A
- plat of schuifgewrichten
Vb: wervelkolom, handwortel- en voetwortelbeentjes - hoek-, scharnier-, schroefgewrichten
Vb: vingers, tenen, elleboog, knie - draaigewricht of rol gewricht
Vb: radius die om de ulna draait, atlas, axis
8
Q
Leg uit:
2 assige gewrichten
A
- eigewricht
Kan in twee richtingen bewegen
1 as veel ROM, 1 as beperkte ROM
Vb: polsgewricht - zadelgewricht
Een van de uiteinde heeft de vorm van een zadel
Een ander uiteinde past in het zadel
Meer bewegingsvrijheid dan het eigewricht
Vb: duimgewricht
9
Q
Leg uit:
3 assige gewrichten
A
- het kogelgewricht
Het ene uiteinde past in het andere uiteinde (bal en kom)
Zeer grote bewegingsvrijheid
Vb: heupgewricht, schoudergewricht