gb school Flashcards
onderwijs
education
leren (door leerling)
learn
onderwijzen - lesgeven
teach (teach-taught-taught)
peuterschool
nursery school
basisschool
primary school
middelbare school
secondary school
op school
in school - at school
makkelijk
easy
moeilijk
difficult
uitleggen
explain
vragen stellen
ask questions
antwoord geven
answer
een verkeerd antwoord
a wrong answer
het juiste antwoord
the right answer
waar
true
niet waar
false
vak
subject
Engels
English
Nederlands
Dutch
Frans
French
Duits
German
wiskunde
math - mathematics
scheikunde
chemistry
natuurkunde
physics
proefjes doen
do experiments
aardrijkskunde
geology
geschiedenis
history
tekenen
arts
gym - LO
physical education - PE
leraar - lerares
teacher
klas
class - form
leerling
pupil - student
klasgenoot
classmate
toets
test
een toets halen
pass a test
een toets niet halen
fail a test
cijfer
mark
fout
mistake
ik ben goed in …
I am good at …
ik ben slecht in …
I am bad at …
klaslokaal
classroom
kluisje
locker
docentenkamer
staff room
schoolplein
school yard
taal
language
spreken
speak (speak-spoke-spoken)
schrijven
write (write-wrote-written)
lezen
read (read-read-read)
luisteren
listen
woordenschat
vocabulary
betekenen
mean
betekenis van een woord
meaning of a word
grammatica
grammar
uitspraak
pronunciation
tellen
count
optellen
add
aftrekken
subtract
vermenigvuldigen
multiply
delen
divide
rekenmachine
calculator