Frans Unité 4 Flashcards
overschrijden
dépasser
de grens, de limiet
la limite
de uitdaging
le défi
de kick
les sensations fortes
bang zijn voor
avoir peur de
het gevaar
le danger
de teleurstelling
la déception
je angst overwinnen
surmonter la peur
beheersen, controleren
contrôler
uitzonderlijk
exceptionnel
de veiligheid
la sécurité
de attractie
l’attraction
de wintersport
le sport d’hiver
de wandeltocht
la randonnée
de hoogte
la hauteur
de sprong
le saut
de val
la chute
snel
rapide
het evenwicht
l’équilibre
het bloed
le sang
het hart
le cœur
de hersenen
le cerveau
de long
le poumon
de spier
le muscle
ressentir
voelen, ervaren
les circonstances
de omstandigheden
à la fois
tegelijk
accueillir
ontvangen
être détendu
ontspannen zijn
rassurer quelqu’un
iemand geruststellen
être terrorisé
geterroriseerd worden, erg angstig zijn
avoir le trac
podiumvrees/plankenkoorts hebben
en public
in het openbaar, met publiek
plus … plus
hoe meer … des te meer
approcher
dichterbij komen
entendre
horen
transpirer
zweten
davantage
meer
au contraire
daarentegen
respirer
ademhalen
avoir le vertige
hoogtevrees hebben
le lendemain
de volgende dag
soudain
plotseling
trembler
trillen
en bas
beneden
libérer
vrijlaten, loslaten
grâce à
dankzij
augmenter
stijgen, toenemen
crier
schreeuwen
suivant
volgende
l’accrobranche
het boomklimmen
le tir à l’arc
het boogschieten
bref
kortom
la natation
het zwemmen
le casse-cou
de waaghals
le toboggan
de glijbaan
il y a de tout
er is van alles
d’un côte
aan de ene kant
le cascadeur
de stuntman
le métier
het beroep
rare
zeldzaam
exister
bestaan
enthousiaste
enthousiast
s’inscrire
zich inschrijven
immédiatement
onmiddellijk
le sport de combat
de vechtsport
avoir de l’expérience
ervaring hebben
probablement
waarschijnlijk
se faire mal
zich bezeren
discipliné
gedisciplineerd
l’arme
het wapen
varié
gevarieerd
soi-même
zichzelf
opruimen
ranger
de spullen
les affaires
denken
penser
zelfs
même
de richting
le sense
de stijging, de klim
la montée
lanceren, afvuren
lancer
je zult zien
tu verras (voir)
grapjes maken
plaisanter
trouwens
d’ailleurs
belachelijk
ridicule
bekennen
avouer
veilig, zeker
sûr
vastmaken
attacher
zweren
jurer
in de rij staan
faire la queue
ongelijk hebben
avoir tort
levend
vivant
de (veiligheids)riem
la ceinture (de sécurité)
het vertrek, de start
le départ
nog een keer
encore une fois
misselijk zijn
avoir mal au cœur
inderdaad
effectivement
ik kan niet meer
je n’en peux plus
de speeltuin
le terrain de jeux
de kindertijd
l’enfance
het klimmen
l’escalade
de jongere, tiener
l’adolescent(e), l’ado
de rots
le rocher
het ongeluk
l’accident
lijden
souffrir
de aanval, de crisis
la crise
opgeven
abandonner
de wolkenkrabber
le gratte-ciel
de hulp
l’aide
(zeer) veel
nombreux, nombreuse
de beroemdheid
la célébrité
de topprestatie
l’exploit
opgroeien
grandir
klimmen
grimper
met uitzicht op, tegenover
face à
trekken door, afreizen
parcourir
de wereld
le monde
de echtgenoot, de man
le mari
de schrijver, de schrijfster
l’écrivain, l’écrivaine
de autobiografie
l’autobiographie
de fictie
la fiction
de motivatie
la motivation
nodig
nécessaire
zich voorbereiden
se préparer