Engels Unit 4 Flashcards
advertising
adverteren
alarming
alarmerend
associated
in verband brengen met
billion
miljard
calculation
berekening
consumer
consument
diminish (to)
verminderen
episode
aflevering, episode
excess
overdaad
gap
gat
giant
reusachtig
limit (to)
beperken
marketer
marketeer
obesity
obesitas
pavement
trottoir
plastered with
bepleisterd, volgehangen
privilege
privilege, voorrecht
prominent
prominent, vooraanstaand
rate
aantal
revenue
inkomsten
spending
het uitgeven aan
subscriber
abonnee
substantial
aanzienlijk
target (to)
zich richten op
urge (to)
aandringen
blend
mix
catch sb’s eye (to) – caught - caught
aandacht trekken
compelling
meeslepend
corpse
lijk
disappointing
teleurstellend
exquisite
overheerlijk
filthy
smerig
get away with (to)
wegkomen met
gripping
aangrijpend
imply (to)
insinueren, beweren
intriguing
intrigerend, boeiend
memorable
gedenkwaardig
misleading
misleidend
mutter (to)
mompelen
shortage
tekort
spoil (to)
bederven
surroundings
omgeving
thrilling
spannend
unfold (to)
zich uitvouwen, onthullen
victim
slachtoffer
yawn (to)
gapen
appetising
aanlokkelijk, smakelijk
authority
autoriteit
blowtorch
brander
bun
broodje
calling
roeping
celebrate (to)
vieren
commercial
reclame
consensus
overeenstemming, consensus
crooked
krom
from scratch
vanaf het begin, opnieuw
illustrated
geïllustreerd
imaginable
denkbaar
occasion
gelegenheid
pale
bleek
pickles
augurken
principle
principe
reciprocation
tegenprestatie
retouch (to)
bijwerken, retoucheren