Engels Unit 3 Flashcards
analytical
analytisch
bully
pestkop
bunch
stelletje
conscientious
plichtsgetrouw
diagnose (to)
een diagnose vaststellen
go along with (to) – went – gone
meegaan, meelopen met
inclined
geneigd
influence (to)
beïnvloeden
intensely
intens, diep
intentional
opzettelijk
interpret (to)
interpeteren
loathe (to)
walgen van
make up for (to) – made – made
compenseren, goedmaken
mutual
wederzijds
on track
op het juiste spoor zijn
overnight
van de ene op de andere dag
perspective
perspectief, gezichtspunt, standpunt
prejudice
vooroordeel
relate to (to)
begrijpen, meevoelen
reliable
betrouwbaar
superficial
oppervlakkig
thoughtless
onnadenkend, achteloos
unaware
zich niet bewust
unpredictable
onvoorspelbaar
value
waarde
arrangement
afspraak, regeling
bride
bruid
ceremony
ceremonie, huwelijksvoltrekking
forever
voorgoed
get married (to)
trouwen
get on someone’s nerves (to)
iemand op de zenuwen werken
groan (to)
kreunen
groom
bruidegom
keep someone company (to)
iemand gezelschap houden
mingle (to)
met anderen praten (op een feest)
posh
chic
relative
familielid
relief
opluchting
request (to)
verzoeken
ride (to) - rode - ridden
een ritje maken met/in
smart
netjes, chic
speech
toespraak
supposed to be
eigenlijk de bedoeling zijn
upset (to) - upset - upset
boos/verdrietig maken
wedding
bruiloft, huwelijk
activate (to)
activeren, in werking brengen
alike
evenzeer
desire
verlangen
eventually
uiteindelijk
excluded
buitengesloten
fake
nep
heartbreak
hartzeer
increase (to)
toenemen
injury
verwonding, blessure
instance
voorbeeld, geval
out of the blue
uit het niets
overall
in het algemeen
remain (to)
(over)blijven
randomly
willekeurig
related to
verband houden met
rise
opkomst
scientifically
wetenschappelijk
species
(dier)soort
spill (to)
morsen