Duits Kapitel 3 en 4 Flashcards
de bus
der Bus
de dienstregeling
der Fahrplan
de haven
der Hafen
de kaartjesautomaat
der Fahrkartenautomat
het perron
der Bahnsteig
de plattegrond
der Stadtplan
het plein, de plaats
der Platz
de rotonde
der Kreisverkehr
het station
der Bahnhof
de stoep
der Gehweg
het vliegveld
der Flughafen
de bocht
die Kurve
de brug
die Brücke
het enkeltje
die einfache Fahrt
de halte
die Haltestelle
de hoek
die Ecke
de informatie
die Information
de kant, de zijde
die Seite
de kruising
die Kreuzung
de lijn
die Linie
de metro
die U-Bahn
het retourtje
die Rückenfahrkarte
de richting
die Richtung
de trein
die Bahn / der Zug
het stoplicht
die Ampel
de tram
die Straßenbahn
het veer, de veerpont
die Fähre
de binnenstad
das Zentrum, die Innenstadt
het perron
das Gleis
het schip
das Schiff
het vliegtuig
das Flugzeug
aankomen
ankommen - angekommen
afslaan, inslaan
abbiegen - abgebogen
gaan (rijden) met
fahren mit - gefahren
halen
holen
instappen
einsteigen - eingestiegen
lopen
laufen - gelaufen
missen (trein, bus)
verpassen
oversteken
überqueren
overstappen
umsteigen - umgestiegen
te voet gaan, lopen
zu Fuß gehen - gegangen
uitstappen
aussteigen - ausgestiegen
vertrekken
abfahren - abgefahren
wijzen
zeigen
zoeken
suchen
achter
hinter
daarginds
da drüben
dichtbij
nah
dichtstbijzijnde, volgende
nächste
Goede reis!
Gute Fahrt!
Graag gedaan!
Gern geschehen!
in de buurt van
in der Nähe von
laat
spät
naar huis
nach Hause
naast
neben
rechtdoor
geradeaus
terug
zurück
ver
weit
voor
vor
vroeg
früh
het verkeer
das Verkehr
de stad
die Stadt, die Städte
de straat
die Straße
het dorp
das Dorf, die Dörfer
het ticket
das Ticket, die Tickets
fietsen
Rad fahren - gefahren
gaan (reizen) met
reisen mit
nemen
nehmen, genommen
nodig hebben, erover doen
brauchen
vinden
finden, gefunden
vliegen
fliegen, geflogen
weten
wissen, gewusst
bijna
fast
weer
wieder
die Seilbahn
de kabelbaan
die Art
de soort
gleich
meteen
etwa
ongeveer
der Quadratkilometer
de vierkante kilometer
großartig
geweldig
die Welle
de golf
der Anzug
het pak
schade
jammer
geeignet
geschikt
dort drüben
daarginds
sich umschauen
rondkijken
gespannt sein auf
benieuwd zijn naar
der Umschlag
de envelop
entweder … oder
of …. of
die Sehenswürdigkeit
de bezienswaardigheid
das Ziel
de bestemming
die Sendung
de uitzending
die Leidenschaft
de passie
anstrengend
vermoeiend
die Herausforderung
de uitdaging
während
terwijl
unbedingt
perse, in ieder geval
bequem
comfortabel
stolz sein auf
trots zijn op
nie
nooit
die Bezeichnung
de naam
mieten
huren
das Jahrhundert
de eeuw
das stimmt
dat klopt
schon
al
schließlich
tenslotte
sogar
zelfs
de film
der Film, die Filme
de ingang
der Eingang
de kookcursus
der Kochkurs, die Kochkurse
de optocht
der Umzug
het plan
der Plan, die Pläne
het pretpark
der Freizeitpark
de tip
der Tipp, die Tipps
de uitgang
der Ausgang
het uitstapje
der Ausflug
de wandeling
der Spaziergang
de wedstrijd
der Wettkampf
het entreekaartje
die Eintrittskarte, die Eintrittskarten
het evenement
die Veranstaltung
het feest
die Party, die Partys
de fietstocht
die Radtour
het idee
die Idee
de klimhal
die Kletterhalle
de bioscoop
das Kino
het concert
das Konzert
het festival
das Festival
de training
das Training, die Trainings
de voetbalwedstrijd
das Fußballspiel
het weekend
das Wochenende
het zomerkamp
das Sommercamp
zich aanmelden
sich anmelden
bestellen
bestellen
fotograferen
fotografieren
zich interesseren voor
sich interessieren für
klimmen
klettern
plaatsvinden
stattfinden, stattgefunden
reserveren, bespreken
reservieren
vieren
feiern
wandelen
wanders
winkelen
shoppen
zin hebben in
Lust haben auf
’s avonds
am Abend / abends
’s middags
am Nachmittag / nachmittags
’s morgens
am Morgen / morgens
’s nachts
in der Nacht / nachts
tussen de middag
am Mittag / mittags
al
schon
dan
dann
eigenlijk
eigentlich, überhaupt
helaas
leider
inspannend
anstrengend
met z’n vieren
zu viert
nogal, tamelijk
ziemlich
op 17 oktober
am 17. (siebzehnten) Oktober
de plaats
der Platz
het ticket
das Ticket, die Tickets
de vakantie
die Ferien
afspreken
sich treffen, getroffen
bezoeken
besuchen
leuk vinden, bevallen
gefallen, gefallen
leuk zijn
Spaß machen
naar het museum gaan
ins Museum gehen, gegangen
meestal
meistens
saai
langweilig
thuis
zu Hause
vaak
oft
vandaag
heute
eerste
erste
tweede
zweite
derde
dritte
vierde
vierte
vijfde
fünfte
zesde
sechste
zevende
siebte
achtste
achte
negende
neunte
tiende
zehnte
erzählen
vertellen
Weihnachten
Kerstmis
die Leidenschaft
de passie
traurig
verdrietig
im Freien
in de open lucht
die Leute
de mensen
vielleicht
misschien
empfehlen
aanbevelen
etwas gestalten
iets vorm geven, maken
unbedingt
per se, absoluut
sich austauschen
van gedachten wisselen
der Erfolg
het succes
die Unterstützung
de steun
die Erlaubnis
de toestemming
einladen
uitnodigen
die Stimmung
de sfeer
passieren
gebeuren
angesagt
trendy, ‘in’
ebenfalls
ook
verbringen
doorbrengen
frech
brutaal
sogar
zelfs
sonst
anders
bestimmt
zeker
die Ausstellung
de tentoonstelling
die Hinsicht
het opzicht
sich lohnen
de moeite waard zijn
aufgrund
op grond van
die Lage
de ligging
kaum
nauwelijks
hervorbringen
scheppen, uitbrengen
am Anfang
in het begin
reichen
voldoende zijn