frans hfst 5 Flashcards
la maison
het huis
le lit
het bed
la chambre
de slaapkamer
l’ordinateur
de computer
le bisou
de kus
la fièvre
de koorts
fatigué(e)
moe
malade
ziek
repose-toi
rust uit
mieux
beter
entrer
binnenkomen
rester
blijven
penser
denken
avoir besoin de
nodig hebben
partir
vertrekken
ce matin
vanochtend
cet après-midi
vanmiddag
à ce soir
tot vanavond
en fait
eigenlijk
toujours
nog steeds, altijd
Qu’est-ce que tu as?
Wat heb jij?
Je ne suis pas en forme.
Ik ben niet in vorm.
J’ai 39 de fièvre.
Ik heb 39 graden koorts.
Tu vas voir le docteur?
Ga je naar de arts?
Oui, j’ai rendez-vous demain.
Ja, ik heb morgen een afspraak.
Non, je reste au lit.
Nee, ik blijf in bed
interdit(e)
verboden
mauvais(e)
slecht
accro
verslaafd
la chose
het ding
l’accident
het ongeluk
sans
zonder
si
als
car
want
au début
aan het begin
sans doute
waarschijnlijk
être en train de
bezig zijn met
améliorer
verbeteren
discuter
kletsen
la gorge
de keel