fluoride Flashcards

1
Q

mottled enamel=

A

klinisch gevlekt glazuur veroorzaakt door fluorose (zebratanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klinische kenmerken ernstige vorm van mottled enamel

A
  1. bruine verkleuring
  2. opake witte verkleuring
  3. porositeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functionele rol fluoride

A

remt de progressie v caries

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aandachtspunten bij adviseren over fluoridegebruik (3)

A
  1. niet meer toedienen dan nodig
  2. alert zijn op veilige dosering
  3. geen mogelijkheid tot ontstaan van fluorosis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inbouw v fluoride in tandglazuur

A
  1. hydroxyapatiet aanwezig in de minerale laag van glazuur
  2. hydroxylgroep v hydroxyapatiet kan vervangen worden door fluoride-ionen: fluorhydroxyapatiet
  3. hierdoor veranderen de fysische en chemische eigenschappen
    –> verlaagde oplosbaarheid v glazuurkristallen
    –> verhoogde stabiliteit
    (glazuur is minder aantastbaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tijdstip fluoride inbouw pre-eruptief

A

vooral tijdens maturatiefase vh glazuur

eerste 2 jaren na tanddoorbraak–>..?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tijdstip fluoride inbouw post-eruptief

A

tijdens de- en remineralisatie. = tijdens cariesproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe wordt fluoride opgenomen tijdens de pre-eruptieve fase

A
  1. tijdens de matrixvorming: adsorptie
  2. tijdens voortschrijdende calcificatie : fluoride gaat verloren
  3. tijdens pre-eruptieve maturatieperiode: weer opname van fluoride –> aan het buitenoppervlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar bevindt zich het hoogste percentage fluoride

A
  1. in de buitenlaag

2. onder de plaque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe wordt fluoride opgenomen tijdens de post-eruptieve fase (2)

A
  1. adsorptie v fluoride-ionen aan glazuurkristallen

2. tijdens het cariesproces (re- en demineralisatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke ‘proces’ wordt tevens geremd door fluoride

A

remt het fysiologisch gebeuren thv plaque en glazuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

van waaruit kan fluoride worden geadsorbeerd? (4)

A

plaque
speeksel
sulcusvloeistof
weefselvloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er met de meest zwakke glazuurkristallen in aanwezigheid van fluoride

A

deze kristallen worden vervangen door stevige fluoride kristallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe verkrijg je een blijvend gezond glazuur

A

wanneer de de- en remineralisatie van hydroxyapatiet in evenwicht blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe zorg je voor een optimale bescherming tegen caries

A

frequente applicatie van kleine hoeveelheden fluoride (vooral tijdens post-eruptieve maturatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

chronische toxiciteit/ fluorosis

A

geringe overdosis fluoride tijdend de pre-eruptieve mineralisatie en maturatie

17
Q

histologische kenmerken chronische toxiciteit (2)

A
  • glazuur vlak onder opp gehypmineraliseerd

- grotere porositeit

18
Q

klinische kenmerken chronische toxiciteit

A
  • diffuse opake witte vlekken thv glazuur

ernstige vorm= glazuurverlies

19
Q

fluorosis afhankelijk van (3)

A
  • tijdstip
  • dosis
  • duur vd fluoride invloed
20
Q

meest voorkomende locatie fluorosis

A

blijvende bovenincisieven

21
Q

behandeling fluorosis

A
  • hele lichte vormen: slijten in de loop vd tijd
  • lichte vormen: polijsten
  • matige vormen : restaureren
22
Q

waarom moeten personen met fluorosis niet terughoudend zijn met fluoride(advies)?

A

omdat na doorbraak vd elementen er geen nadelige invloed meer is

23
Q

bronnen v fluoride

A
  • thk gerelateerde producten
  • voeding drank (kip, vis, druivensap, thee)
  • drinkwater
24
Q

wanneer is het aan te raden geen extra supplementen fluoride te nemen

A

bij dagelijks gebruik van fluoridetandpasta

25
Q

skeletfluorosis

A
  • jarenlange overdosis
  • groter bij ondervoeding/ calciumdeficientie
  • mogelijk dichter worden vd botten tot gevolg
26
Q

acute toxiciteit =

A

grote hoeveelheid fluoride in korte tijd

  • vooral gevaar bij kinderen
  • toxisch vanaf ong 5mg/kg lichaamsgewicht
27
Q

wat gebeurt er in de maag met tijdens acute toxicicatie van fluoride?

A

in de maag vormt zich waterstoffluoride: sterk etsend zuur (buikpijn, misselijk, braken, diarree, transpiratie)

28
Q

wat gebeurt er in de bloedbaan tijdens acute toxicatie

A

in de bloedbaan hecht fluoride zich met calcium
: ontstaan v hypocalciemie
(tetanie, convulsies, ademhalingsproblemen, hartritmestoornissen, hartinfarct)

29
Q

factoren toxiciteit (4)

A
  • resorptiesnelheid thv de maag
  • totaal volume circulerend bloed en weefselvloeistoffen
  • snelheid v resorptie door het bot
  • excretiesnelheid thv de nieren
30
Q

praktische richtlijnen accidentele overdosis

A

< 25mg F = 24u overvloedig (melk) laten drinken

25-50 mg F = braken + drinken

.50 mg F = cfr supra + ziekenhuisopname

31
Q

toepassingsvormen fluoride

A
  1. op gemeenschap gericht

2. individueel toegepaste methoden

32
Q

soorten fluoride + formule (4)

A
  1. NaF, natriumfluoride
  2. NaMFP, natriummonofluorofosfaat
  3. AmF, aminefluoride
  4. SnF2, tinfluoride (antibacterieel)
33
Q

4 indicaties voor fluoride toepassingen als gel

A
  1. aanwezigheid v initiele laesies
  2. interdentale demineralisatiezone
  3. ortho behandeling
  4. moeilijke mechanische reiniging
34
Q

fluoride advies (basis/standaard)

A
  1. 3 momenten p/dag max. (opgelet voor fluorosis)

2. kids niet meer tandpasta dan een erwt of eigen pinknagel

35
Q

uitgangspunten fluoride

A
  1. F werkt vooral post-eruptief tijdens re-en demineralisatie
  2. moet goede acceptatie zijn voor advies
  3. niet meer toedienen dan noodzakelijk
36
Q

absorptie v fluoride

A
  • snelle absorptie door de maag
  • snelheid absorptie daalt met voedselinname, vooral zuivel
  • halfwaardetijd in bloedbaan is 4-10 uur
37
Q

verspreiding v fluoride

A
  • via extracellulaire stof
  • via bloed
  • via speeksel
  • via bot
38
Q

excecretie fluoride

A
  • nieren
  • speeksel
  • zweet
  • faeces
39
Q

fluoride in tandweefsels; waar?

A
  1. hoge concentratie in de buitenlaag v glazuur
    (daalt naar binnen toe) (na doorbraak neemt enkel deze laaf F op)
  2. dentine hoger F gehalte dan glazuur: in de odontoblastenlaag aan de pulpazijde
  3. cement: F gehalte even hoog als in botweefsel
    (belangrijke bescherming wortelcaries