Extra Flashcards

1
Q

Hoeveel groter is de kans op borstkanker voor vrouwen dan voor mannen?

A

150x grotere kans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren spelen een rol bij de kans op het krijgen van borstkanker?

A
  • geslacht
  • leeftijd
  • erfelijkheid
  • familie historie
  • geografische variatie
  • hormonale factoren
  • leef en eetgewoonten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel vrouwen hebben ER+ Bca?

A

75% –> gevoelig voor oestradiol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de behandeling van gemetastaseerde BCa?

A

Anti-hormonale therapie zoals tamoxifen (bindt ook op ER)
Geeft relatief weinig bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor factor is de hoeveelheid ER?

A

Zowel een prognostische als een predictieve marker
Bepaalt de responskans en het risico op progressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op basis waarvan bepalen we de indicatie voor adjvuante therapie?

A
  1. patentkenmerken: leeftijd en menopausale status
  2. Tumorkenmerken: grootte, LKstatus, differentiatiegraad, ER en PR-receptor status, HER2-neu eiwit overexpressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de overleving bij een goed profiel en een slecht profiel? Wat bepaalt het profiel?

A

Goed profiel: 5jr ziektevrij 90-95%
Slecht profiel: 5jr ziektevrij 75%

  • Hoge ER en PR status
  • HER2-neu overexpressie
    Dit geeft een gunstig profiel omdat hiervoor behandelingen zijn die goed werken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soorten adjuvante therapieen worden toegepast en wat is het doel hiervan?

A
  1. Cytostatica
  2. Anti-hormonale therapie
    a) anti-oestrogenen
    b) aromatase remmers
    c) uitschakeling ovaria (en dus oestrogeen productie)
  3. anti-groeifactor (= HER2-neu) therapie

Doel: vroege systemische behandeling om niet aantoonbare microscopische tumorcellen te elimineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een prognostische factor?

A

Een kenmerk van de patient of tumor die duidelijk gecorreleerd is met het beloop van de ziekte
Voorspelt de kans op recidief en sterfte

–> kans van occulte meta’s inschatten
Afhankelijk hiervan dus wel of geen systemische therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn voorbeelden van klassieke prognostische factoren en wat zijn biochemische moleculair genetische prognostische factoren?

A

klassieke prognostische factoren:
Grootte, Okselklieren, differentiatiegraad, AM, leeftijd patient (< of > 35 jaar)

biochemische moleculair genetische prognostische factoren:
HER2-neu receptor, ER/PR, plasminogeen activator systeem (UPA, PAI-1) en genetisch tumorprofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar wordt oestrogeen geproduceerd?

A

Pre-menopause:
Vooral in de ovaria

Post-menopause:
androsteendion uit bijnier –> oestron –> oestradiol via aromatisering

Aromatisering in meerdere weefsels
- Vet
- spier
- lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn twee indicaties voor neo-adjuvante therapie? Wat is hier het doel van?

A
  1. Er is op het moment van diagnose een indicatie voor systemische therapie waarbij tumorverkleining ook gewenst is –> hierna MST
  2. uitgebreid locoregionaal BCa (stadium III)

Doel: eliminatie micro-meta’s en verkleinen tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de bijwerkingen van tamoxifen en aromatase remmers?

A

Tamoxifen
- opvliegers
- verhoogde kans op trombo-embolische complicaties
- verhoogde kans op endometriumcarcinoom

Aromatase remmers:
- Spier en gewrichtsklachten
- verhoogde kans op osteoporose

ovaria worden soms uitgeschakeld door deze therapieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de belangrijkste bijwerking van anti-HER2 (trastuzumab)?

A

Pompfunctiestoornissen van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke vrouwen is chemotherapie niet echt geïndiceerd?

A

> 70 jaar is er nog weinig bekend over het voordeel van chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het voordeel van adjuvante hormonale therapie (bij ER/PR+) met ongunstige tumorkenmerken?

A

10jrO verhoogt met 6%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het effect van borstkanker screening?

A

Vrouwen die regelmatig meedoen hebben 50% minder kans om te overlijden aan BCa dan vrouwen die niet mee doen = relatief risico

Verlaagt de borstkankersterfte bij vrouwen van 50 tot 69 jaar significant

elk jaar overlijden er 775 minder vrouwen aan BCa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kan het effect van borstkanker screening onderzocht worden?

A

Beste via gerandomiseerde trial, maar niet mogelijk omdat controles dan niet uitgenodigd zouden moeten worden

Case controls studies met odds ratio als uitkomstmaat
–> Door lage prevalentie min of meer gelijk aan relatieve risico
Expositie aan screeningsMG vergeleken tussen vrouwen die aan BCa zijn overleden (cases) en controle vrouwen (die op bepaalde kenmerken vergelijkbaar zijn met de cases)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Met welke bias moet rekening gehouden worden bij een studie naar de effecten van screening? Waarom zou dit kunnen optreden? Wat is het gevolg hiervan? Hoe kunnen we dit voorkomen?

A

Selectiebias
Vrouwen die meedoen zijn misschien gezondheidsbewuster

OR is lager door relatief hogere aandeel deelneemsters in de controle groep waardoor het effect van de MG op de sterfte wordt overschat

Corrigeren hiervoor: zou de sterfte risico in een vergelijkbare niet voor screening uitgenodigde politie bekend meoten zijn –> niet meer beschikbaar dus moet een schatting zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bij hoeveel vrouwen is het screenen werkelijk zinvol en bij hoeveel niet?

A
  • 1/10: BCa die wordt gevonden groeit zo langzaam dat leven lang geen last van zou krijgen –> overdiagnose en overbehandeling
  • 25% BCa ontdekt blijft daadwerkelijk langer leven
  • 50%: bij latere diagnose zonder screening ook een goede overleving gehad
  • enkele overlijden ondanks vroegdiagnose
  • rest: overdiagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoeveel van de BCa wordt daadwerkelijk gevonden bij screening? Wat is dus belangrijk om te benadrukken hierom?

A

2/3 van de gevallen wordt de borstkanker wel ontdekt
= programmasensitiviteit = 67%

1/3 borstkankers wordt niet gezien bij de screening –> geen volledige zekerheid dat er geen borstkanker is
Dus bij veranderingen in de borst moet men altijd naar de huisarts gaan ook als net bevolkingsonderzoek is geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoeveel vrouwen krijgt een afwijkende uitslag en hoeveel geen afwijkende uitslag?

A

Niet afwijkend: 98 van de 100
Afwijkend: 2 van de 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe noemen we het % dat een afwijkende uitslag krijgt en hoe hoog is dit?

A

Doorverwijspercentage = 2%
Doorverwijzing naar het ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoeveel van de vrouwen die wordt doorverwezen nav een MG blijkt uiteindelijk borstkanker te hebben?

A

6 van de 20 (van de 1000 vrouwen)
Positief voorspellende waarde van de test is dus 30% (6 van de 20)

Borstkankerdetectiecijfer is 6:1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Noem drie voordelen en vijf nadelen van deelname aan het bevolkingsonderzoek?

A

Voordelen:
1. Lagere kans op overlijden aan borstkanker doordat grotere kans op succes van behandeling
2. Vroege diagnose –> minder ingrijpende behandeling
3. Gezondheidswinst voor samenleving (minder overlijden)

Nadelen:
1. Overdiagnose en overbehandeling -> vals positiviteit
2. False reassurance/FN: goede uitslag betekent niet dat er geen borstkanker aanwezig kan zijn
3. onderzoek is onprettig en pijnlijk
4. stralingsrisico wat BCa kan induceren: 1 op door screening geïnduceerde sterfgeval op 250 sterfgevallen voorkomen door screening
5. diagnostiek en behandeling gerelateerde complicaties

26
Q

wat is het verschil in borstkanker sterfte de afgelopen jaren?

A

37% minder tov 1989
0,06% vs 0,1%

27
Q

Welke twee termen van incidentie zijn er mbt screening? Hoe noemen we het verschil hiertussen?

A

Excess incidentie: extra incidentie door screening in de gescreende leeftijden

Deficit incidentie: incidentie na de screeningsleeftijden daalt tot onder de baseline incidentie (voor de screening 1989)

Verschil is overdiagnose

28
Q

Neemt de incidentie van borstkanker af of toe en met hoeveel?

A

neemt toe met 1,4% per jaar

29
Q

Wat bedoelen we precies met overdiagnose? Wat is het gevolg? Hoeveel is dit?

A

diagnosticeren van ziektegevallen die zonder screening tijdens het leven de persoon nooit klachten of symptomen hadden veroorzaakt en daardoor nooit gediagnosticeerd zouden zijn

Gevolg = overbehandeling

11% van de op lange termijn gediagnosticeerde borstkankers

30
Q

Wat is er de laatste jaren verandert in de screening?

A

Digitale MG waardoor meer diagnose van DCIS –> an sich niet levensbedreigend, maar we weten niet bij wie het wel en bij wie het niet uitgroeit tot een invasief carcinoom

Misschien bij laaggradige DCIS niet behandelen, maar watchful waiting

31
Q

Hoe veel vrouwen met BCa krijgt een abatio?

A

30%

32
Q

Wat is het primaire doel voor een reconstructie?

A

Creeren van een mooie vorm
- volume herstel
- huidtoevoegen
- tepel en tepelhof maken

33
Q

Welke factoren bepalen mee of een vrouw een reconstructie met prothese, autoloog weefsels of een combi hiervan krijgt?

A
  • gewenste formaat
  • doorgemaakt of geplande RT
  • beschikbare eigen weefsel
  • BMI
  • verdere ziekten
  • wens van patient
34
Q

Welke vrouwen komen in aanmerking voor een reconstructie?

A
  • als borstamputatie heeft ondergaan of zal ondergaan
  • borsten misvormd door lumpectomie
  • Vrouwen met BRCA mutatie
35
Q

Wanneer kan een directe reconstructie worden uitgevoerd?

A
  • kans is groot dat geen tumorresten achterblijven
  • technisch haalbaar
  • preventieve amputatie
36
Q

Wanneer doen we een uitgestelde reconstructie?

A
  • eerst tumorvrij moeten zijn
  • wens van patient
37
Q

Welke prothese worden gebruikt bij een reconstructie?

A

Met siliconen gevulde prothese met anatomische druppel of ronde vorm

38
Q

Waar wordt een prothese geplaatst? Waarom lukt dit niet altijd en wat doen we hieraan?

A

Onder de pectoralis major

Te kort aan huid
Expander prothese: transcutaat wekelijks opgevuld met fysiologisch zout
Na ca 4-6 mnd gewisseld voor definitieve prothese

39
Q

Wat is een contra-indicatie voor het gebruik van protheses zonder lichaamseigen weefsel? Waarom? Wat is het alternatief?

A

Geplande of doorgemaakte RT afhankelijk van de huidtoestand
Vanwege grotere kans op kapselcontractuur en huidproblemen

Goed gevasculariseerd weefsel zoals de m. latissimus dorsi

40
Q

Noem 4 voordelen en 4 nadelen van gebruik van alleen een prothese?

A

Voordelen:
1. Geen nieuwe littekens
2. Kortere operatie (45 min per zijde)
3. sneller herstel dan lichaamseigen weefsel
4. bij falen kan lichaamseigen materiaal altijd nog

nadelen:
1. Twee operaties bij gebruik van expander
2. lichaamsvreemd materiaal
3. voelt minder natuurlijk aan
4. grote kans op heroperatie ivm lekkage of kapselcontractuur

41
Q

Hoe stellen we de mate van kapselcontractuur vast?

A

Baker classificatie

I: geen

II: minimaal, wel palpabel maar niet zichtbaar

III: matig, zowel palpabel als zichtbaar

IV: Ernstig harde en pijnlijke borsten evt met verplaatsing van het implantaat

42
Q

Wat zijn complicaties van het gebruik van prothesen?

A
  • nabloedingen
  • ruptuur
  • rotatie
  • extrusie
  • kapsel contractuur
  • asymmetrische borsten MEEST VOORKOMEND

Auto-immuunreacties door siliconen lekkage is nog niet uit onderzoek gekomen

43
Q

Welke twee autologe weefsels kunnen er gebruikt worden?

A
  1. Gesteelde lappen: bloedvaten (= vaatsteel) blijven intact –> defect in omgeving
  2. Vrije gerevasculeerde lappen: bloedvaten doorgesneden en onder microscoop aangesloten op de acceptorvaten –> kan naar een defect dat ergens anders ligt
    Lap:
    - huid
    - huid en vet
    - huid en fascie
    - huis en spier
    - huid en bot
44
Q

Welke twee gesteelde lappen kunnen gebruikt worden?

A
  1. latissimus dorsi met of zonder huideiland
    Volume kan vergroot door vet mee te nemen of met een prothese
    Nadeel: fors functieverlies van de schouder
  2. rectus abdominis: met onderliggende vet en huid
    TRAM = transverse rectus abdominis muscle-lap
    (transfers is dwars op de buik afgetekend)
    a. en v. epigastrica superior gebruiken voor bloed
45
Q

Welke gerevasculariseerde lappen/plekken kunnen gebruikt worden?

A
  • buik–> meest: DIEAP-lap
  • billen
  • binnenzijde bovenben

DIEAP = deep inferior epigastric artery perforator wordt tegenwoordig gebruikt –> wordt de rectus abdominis niet gebruikt maar enkel huid en vet
Bloedvaten: a. epigastrica inferior profunda en v. epigastrica inferior
Voorwaarde: moet voldoende weefsel zijn

46
Q

Wat is een absolute voorwaarde voor het gebruik van buikweefsel voor een reconstructie?

A

absolute contra-indicatie: eerdere buikwand correcties indien op basis van de CTA de perforatoren beschadigd zijn

47
Q

Noem vier voordelen en drie nadelen van reconstructie met autoloog weefels (vrije lappen)?

A

Voordelen
1. Lichaamseigen materiaal
2. voelt natuurlijker aan
3. bij slagen operatie geen grote operaties in de toekomst (wel touch ups)
4. Bij een DIEAP direct een buikwandcorrectie

Nadelen
1. grotere operatie dus meer kans op complicaties zoals
a. lapnecrose
b. trombose of longembolie
2. Langer herstel nodig
3. extra littekens

48
Q

Hoe worden de borsten symmetrisch gemaakt? Hoe kunnen we de contour verbeteren?

A

Via een mammareductie
Of een mastopexie

lipofilling; lichaamseigen vet opgezogen en in borst gespoten

49
Q

Bij hoeveel % van de borstkankers is het erfelijk? Welke genen kunnen betrokken zijn?

A

5-10%

BRCA1, BRCA2
P53, PTEN, ATM, CHEK2

50
Q

Wat is het effect van CHEK2?

A

lifetime risk 35-55% op BCa
Geen verhoogd risico op ovariumkanker

Relatief risico 3-4 (sterk verhoogd)

Multigeen risicomodel: alleen 1e graad familieleden van een patient met BCa EN de CHEK2 mutatie wordt DNA-onderzoek aangeboden

51
Q

Wanneer is het een familie met erfelijke borst en eierstokkanker?

A

Moet aan tenminste 4 criteria doen:
- BCa bij een 1e graad verwant < 40 jaar
- ≥ 2 1e graad verwanten met BCa voor 50 jaar
- ≥ 3 1e of 2e graad verwanten met BCa waarvan minimaal 1 tumor < 50 jaar
- Ovariumcarcinoom < 50 jaar en histologisch sereus carcinoom
- Ovarium/tube carcinoom + BCa < 50 jaar indeelde familie of bij 1 patiente
- Prostaatkanker < 60 jaar en BCa < 50 jaar in zelfde tak van de familie
- Broer of vader met BCa en zus met BCa

52
Q

Hoeveel generaties moet bekend zijn bij de bepaling van een erfelijke vorm?

A

Bij voorkeur drie generaties

53
Q

Wat is het lifetme risico bij BRCA1 en BRCA2 bij BCa, ovariumcarcinoom en contralaterale BCa?

A

BCa
BRCA1: 60-80%
BRCA2: 60-80%

Ovariumcarcinoom
BRCA1: 30-60%
BRCA2: 5-20%

Contralateraal BCa
BRCA1: 20-60%
BRCA2: 20-60%

54
Q

Welke vormen van screening kunnen gebruikt worden bij BRCA mutatie draagsters?

A

25-60 jaar: elk jaar MRI
30-75 jaar: elk jaar MG
25-60 jaar: klinisch borstonderzoek elk jaar
60-75 jaar: MG elke 2 jaar (kan via bevolkingsonderzoek)

va 35 jaar: elk jaar gynaecologisch onderzoek
Verwijderen ovaria
BRCA1 va 35 jaar
BRCA2 va 40 jaar

Echografie ovaria en bepaling Ca125 niet meer

55
Q

Wat is de controle na preventieve mastectomie?

A

Geen controle meer

56
Q

Wat is een nadeel van preventieve mastectomie?

A
  • effecten op lange termijn zijn niet duidelijk
  • cosmetiek en lichaamsbeleving
57
Q

Wat is niet het effect van regelmatige controle?

A

Het voorkomt kanker niet

58
Q

Wat kunnen we zien bij een dominant overervingspatroon?

A

Optreden in meerdere generaties

59
Q

Wat is het advies aan een familie waar borstkanker in voorkomt maar er geen gen mutatie gevonden wordt?

A

Vanaf 35 jaar controle van borstklierweefsel en periodiek onderzoek naar ovariumcarcinoom

60
Q

Wie komen in aanmerking voor periodiek onderzoek?

A

50% risiscodraagsters en 25% risicodraagsters (indien kind van een man via wie de overerving loopt)

61
Q

Wat zijn vijf voordelen van erfelijkheidsonderzoek?

A
  1. identificatie van een vrouw die een significant verhoogd risico heeft op BCa en ovariumcarcinoom
    - controle op deze vrouwen
    - anticipatie op eventuele problemen
  2. na preventieve chirurgie: minder risico op kanker, minder controles, minder beeldvorming, angstreductie
  3. Identificeren van niet-mutatie draagsters in een BRCA familie: dus niet bij iedereen controle onderzoek doen
  4. Evt vragen over kinderwens (overdragen), hypotheek, werkrichting zijn van belang
  5. Identificatie van mannelijke dragers voor advies aan hun kinderen (mn dochters)
62
Q

Wat zijn 7 nadelen van erfelijkheidsonderzoek?

A
  1. wetenschap: psychische belasting patient en gezin
  2. Periodiek onderzoek voorkomt kanker niet en het biedt geen garantie dat het in een vroeg stadium ontdekt wordt
  3. Borstcontrole: stralingsbelasting en evt onnodige ingrepen vormen kosten
  4. Ovarium screening: onnodige ingrepen van afwijkingen en kosten
  5. Preventieve mastectomie en ovariectomie: zijn radicale onomkeerbare ingrepen. het is nog onduidelijk wat de effecten zijn hiervan en van de evt reconstructie
  6. Na een preventieve mastectomie: cosmetiek en lichaamsbeleving
  7. Na preventieve ovariectomie: hormoon substitutie
    Maar bij status na Bca of aanwezig borstklierweefsel is dit gecontraindiceerd hierbij
    Wat bepaalde klachten geeft