Engels woorden C Flashcards
1
Q
kuit
A
calf
2
Q
terugbellen
A
call back
3
Q
hartstilstand
A
cardiac arrest
4
Q
oorzaak
A
cause
5
Q
veranderen
A
change
6
Q
onderzoeken, laten nakijken
A
check
7
Q
apotheek, drogist
A
chemist’s
8
Q
borst
A
chest
9
Q
waterpokken
A
chicken pox
10
Q
slikken, verslikken
A
choke
11
Q
omstandigheden
A
circumstances
12
Q
aanwijzingen
A
clues
13
Q
in elkaar zakken
A
collapse
14
Q
normaal
A
common
15
Q
klachten
A
complaints