Economie Flashcards

1
Q

Jagers en verzamelaars

A
  • Oogsten niet verbouwen
  • Geen surplus (feast or famish)
  • Arbeidsindeling: man 30-40 vrouw 60-70
  • (Semi) Nomadisch afhankelijk van seizoenen
  • Sociale organisatie: Verwantschap/afstamming
  • Politieke organisatie: Band (horde) en egalitair(weinig verschil in status)
  • Distributie en consumptie: Reciprociteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tuinbouwers (horticulturalists)

A
  • Verbouwen van planten/ domesticatie van planten: Slash and burn/shifting cultivation
  • Klein surplus.
  • Arbeidsindeling: 50/50
  • (Semi) Nomadisch
  • Sociale organisatie: Verwantschap/Afstamming
  • Politieke organisatie: Band (horde) en egalitair(weinig verschil in status) en Big Man (niet erfelijk)
  • Distributie en consumptie: Reciprociteit en soms redistributie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Landbouwers

A
  • Tuinbouwers met ploeg en mest. Domesticatie van dieren en communaal landbezit
  • Surplus
  • Arbeidsindeling: Wisselend, door specialisatie hoeft niet iedereen in de landbouw te werken
  • Sedentair
  • Sociale organisatie: Verwantschap
  • Politieke organisatie: Chiefdom, hiërarchisch en erfelijk leiderschap
  • Distributie en consumptie: Reciprociteit en redistributie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pastoralisten

A
  • Dedomesticeerde dieren
  • Onzeker surplus
  • Arbeidsindeling: 50/50
  • Nomadisch
  • Sociale organisatie: Verwantschap
  • Politieke organisatie: Chiefdom, hiërarchisch en erfelijk leiderschap. ‘Symbiose’ met sedentaire bevolking, warrior cultuur en moeizame verhouding met de staat
  • Distributie en consumptie: Intern via reciprociteit en redistributie, exter via markt of geweld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Peasants (Keuterboertjes)

A
  • Landbouw, soms eigen grond. Land is schaars en vaak in bezit van grote grondbezitters die met behulp van de staat het land toe-eigenen. Een vorm van moderne slavernij?
  • Plicht tot productie van surplus, deel afstaan als pacht of belasting
  • Arbeidsindeling: Mannen en vrouwen werken beiden heel hard
  • Sedentair (soms onder dwang extreem sedentair)
  • Sociale organisatie: Feodaal (standen)
  • Politieke organisatie: Staat
  • Distributie en consumptie: Intern via reciprociteit en redistributie, extern via markt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Industriële samenleving

A
  • Industriële productie, ook in de landbouw.
  • Groot surplus (boterberg, melkplas etc)
  • Arbeidsindeling: Duidelijke verschillen tussen man en vrouw door specialisaties
  • Sedentair met urbanisering als resultaat
  • Sociale organisatie: Klasse
  • Politieke organisatie: Staat
  • Distributie en consumptie: Markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Postindustriële samenleving

A
  • Vooral kennis, informatie en diensten. Klein deel van de bevolking is actief in productie en consumptie is de drijfende kracht
  • Enorm surplus : ‘waste’
  • Arbeidsindeling: opleiding en specialisatie
  • Sedentair maar ook mobiel (serieel sedentair)
  • Sociale organisatie: Individualisering, netwerk
  • Politieke organisatie: Supra-nationale staat
  • Distributie en consumptie: Markt en virtuele markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Adam Smith

A

Moraal filosoof, Grondlegger van het moderne denken over economie.
Mensen handelen uit eigenbelang, en daardoor onbedoeld in het belang van de samenleving.
Distributie via markt is een win-win situatie.
Belang van regulering om fraude en machtsverschillen tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invisible hand of the market

A

Idee van Adam Smith dat er een invisible hand is die zorgt voor het optimale evenwicht tussen productie, distributie en consumptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Problemen van waarde

A

Idee van Adam Smith
1) Nut: Intrinsieke waarde van een product door het nut
Diamant-water paradox: Water is heel nuttig en heel goedkoop, diamant is veel minder nuttig maar extreem duur.
2) Schaarste en arbeid
Diamant-smaragd paradox: Een smaragd is veel schaarste en er is meer arbeid bij gemoeid dan bij een diamand, toch is een diamand duurder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Marcel Mauss- Drie vormen van uitwisseling

A

1) Reciprociteit: De kern van een menselijke samenleving en de sleutel tot een ‘goede’ samenleving
2) Redistributie: Goederen verzamelen en herverdelen
3) Markt: Onpersoonlijke transacties
De principes van distributie worden aangepast om bij iedere vorm van een samenleving te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reciprociteit

A

Plicht tot geven, plicht tot ontvangen en plicht tot teruggeven. Een egalitaire vorm van distributie en het is de ‘lijm’ van de samenleving. Het creëert een web van verplichtingen naar veel andere mensen in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

The gift

A

Een karakteristieke vorm van reciprociteit, waar de verplichting om te geven een verplichting om te krijgen creëert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prestation totales (Mauss)

A

Dit zijn de giften die de totaliteit van sociale relaties en culturele waardes omvat door symbolische associatie. Trouwringen zijn de ultieme presentation totales in de moderne samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Potlatch

A

Een fenomeen in de kwakuitl groepen waarbij de ene groep de andere steeds moest overtreffen met giften. Dit deden ze door hun eigendommen te vernietigen, dit accelereerde door reciprociteit en de groep die zich het kon veroorloven het meeste te vernietigen kreeg de hoogste stand in de regionale hiërarchie. Volgens Mauss is dit een ‘perverted’ form of reciprocity.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Redistributie

A

Een centrale actor krijgt goederen van de leden van de samenleving en deze actor verspreid de goederen weer over de samenleving. het bevestigd en versterkt de positie van de heerser (actor) en creëert een sociaal vangnet. Het is een hiërarchische vorm van distributie.

17
Q

Drie typen van reciprociteit

A

1) Generalized reciprocity: Een gift zonder een gift terug te vewachten (altruisme). De waarde van de gift doet er niet toe.
2) Balanced reciprocity: Een gift tegen tegengift van ongeveer gelijke waarde. De waarde is de kern van de uitwisseling.
3) Negative reciprocity: De gene die de gift geeft is berekenend, hij/zij doet het om er zelf beter van te worden. het gaat hier dus alleen maar om de waarde van de gift.

18
Q

Cirkels van reciprociteit

A

Generalized reciprocity: Familie
Balanced reciprocity: Gemeenschap
Negative reciprocity: Vreemdeling

19
Q

Karl Polanjy en twee typen economie

A

Onrechtvaardigheid van het systeem begrijpen via distributie en niet vai productie zoals marx.
Twee typen economie:
1) Kapitalistische markt economieën, gedomineerd door de markt als systeem van uitwisseling
2) Primitieve pre-kapitalistische economieën, gedomineerd door reciprociteit en redistributie.

20
Q

Formalistisch

A

Economie is een apart domein van de samenleving waarbinnen individuen rationele keuzes maken over de wijze waarop schaarse goederen aangewend worden om optimale waarde/winst/nut te realiseren (maximaal rendement)
Homo Economicus, Gedrag is voorspelbaar, Rationaliteit is ingebed in de opvattingen binnen een cultuur

21
Q

Substantivistisch

A

Het geheel van productie, distributie en consumptie en het geheel van relaties en voorstellingen waarin dit is ingebed in de samenleving.
Moreel, holistisch, cultureel relativistisch.

22
Q

Formalistisch en substantivistisch gescheiden eenheden?

A

Nee, in kapitalistische markteconomieën komen ook reciprociteit, redistributie, non-profit organisaties, inbedding gin sociale structuren en culturele voorstellingen over status en identiteit voor. Dus het is zeker niet alleen rationeel. In deci-deci economieën komen allerlei vormen van rationeel ondernemerschap en winstbejag voor. Overal ter wereld bestaan entrepreneurs en ondernemers.

23
Q

Vier sferen van waarde

A

1) Thuis: verbondenheid, general reciprocity
2) Sociale sfeer: Solidariteit, balanced reciprocity
3) De markt: Homo Economicus: Negative Reciprocity
4) De staat: Regels en redistributie

24
Q

Geld

A

Niet alleen een ruilmiddel, een bepaling van waarde en een manier van betaling maar maakt ook vergelijking mogelijk en bouwt relaties op tussen voorheen gescheiden domeinen.

25
Q

General purpose money bij de Tiv zorgt voor:

A
  • Verandering van traditionele culturele hiërarchie en waarde.
  • Verandering van het patroon van landbouw en productie
  • Verandering in de marketing strategieën en consumptie
  • Op een grote schaal economische integratie.
26
Q

Schulden

A

Een van de belangrijkste vormen die geld aannemer, het lijdt tot cumulatief groeiende ongelijkheid.

27
Q

Miller over identiteit en consumptie

A

Consumente zijn bewuste actors die de materiële cultuur van hun omgeving aanwenden om hun gevoel van eigenheid en identiteit te versterken. Er is geen duidelijke dichotomie tussen dingen en personen.

28
Q

Antrhopocene

A

We zijn beland in een periode waar menselijke activiteiten de hele planeet, de ecologie, de aarde en het klimaat heeft aangetast. Dus de enige goede manier om deze periode van groei, acceleratie, connectiviteit en exploitatie van de natuur aan te duiden is met een concept die gelinkt is aan de mensheid.

29
Q

Technologie

A

Betekenis: Kennis van techniek
Systematische toepassing van een wetenschap in de techniek; leer van de handelingen waardoor de mens de voortbrengselen van de natuur tot stoffen verwerkt tot bevrediging van zijn behoeften.