Begrippen & Eriksen Flashcards

1
Q

Acculturatie

A

Culturele verandering door contact met andere culturen. Vaak gaat het hier over de aanpassing van traditionele samenlevingen aan de dominante westerse samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Big Man

A

Een vorm van leiderschap die niet erfelijk is, de ‘big man’ heeft zijn leiderschap te danken aan economisch en politiek succes. Als hij op deze vlakken geen succes meer heeft zal zijn status als ‘Big Man’ ook opgeheven worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chiefdom

A

Een politiek systeem waar verschillende kingroups met elkaar verbonden zijn door middel van een hiërarchie van politieke en/of religieuze leiderschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cultural Ecology

A

Het bestuderen van de menselijke populatie en hun culturele gedrag binnen het ecosysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Domestic mode of production

A

Een term van onder andere Sahlins waar hij zegt dat de meeste productie plaats vind binnen de ‘domestic family’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Levirate

A

En systeem waar een dode man zijn broer (of een andere mannelijke nauwe verwant) zijn status over neemt door zijn weduwe te trouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cultural Anthropology literal translation and meaning

A

‘knowledge about cultivated humans’: Kennis over die aspecten van de mensheid die niet natuurlijk zijn maar die gerelateerd zijn aan wat is verworven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cultuur kan refereren naar ‘basic similarities’ en ‘systematici differences between humans’ hoe?

A

Iedereen is even ‘cultureel’, iedereen maakt onderdeel uit van een cultuur, dat is een ‘universal’. Echter zorgen alle verschillende soorten kennis, voorstellingen en vormen van gedrag van culturen ervoor dat iedereen ook anders is door cultuur, ‘the particular’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschil cultuur en samenleving:

A

Cultuur refereert naar dat wat is verworven, cognitieve en symbolische aspecten van het bestaan. De samenleving refereert naar de sociale organisatie van de samenleving, patronen van interactie en machtsrelaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Morgan en kinship

A

Morgan heeft er voor gezorgd dat kinship een centraal onderwerp is geworden binnen de antropologie. Hij kwam met classificeringen voor kinship en zag dat kinship terminologie de sleutel was om de samenleving te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Status en contract societies van Maine

A

Status - traditional - Gemeinschaft : Opereren op basis van kinship en mythes
Contract - Modern - Gesellschaft : De individu en zijn/haar eigen bereikte waarde staan centraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Victorian Anthropology

A

Geloof in evolutionisme ook op sociaal vlak. Europese samenlevingen waren het eind product van een lange ontwikkelingsladder die beklommen moest worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

‘Elementary ideas’ van Bastian

A

Het idee dat iedereen de zelfde patronen van denken heeft gebaseerd op elementaire ideeen/voorstellingen. Dit idee wordt later verder uitgewerkt door Levi-Strauss zijn structuralisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Austro-German alternatief van evolutionistisch denken

A

Diffusionisme, de leer van de historische verspreiding van culturele kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Amerikaanse ‘Four-field approach’

A

Culturele, sociale, lichamelijke, archeologische en linguistic anthropology. (Boas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mauss

A

Heeft zelf nooit veldwerk gedaan maar heeft een serie zeer gewaardeerde compacte essays geschreven over allerlei onderwerpen. Hij geloofde dat je samenlevingen systematisch kon vergelijken en in terugkomende patronen in gedrag/samenleving (universals) Maar hij eindigde zijn essays vaak met een relativering (relativist). Hij schreef ook ‘The Gift’.

17
Q

Effect van het einde van kolonialisatie op antropologen

A

De relatie tussen de onderzochte samenleving en de onderzoeker werd problematischer, de traditioneel ‘onderzochte’ bevolking hebben nu steeds vaker hun eigen intellectuelen die niet zo happig zijn op Westerse interpretaties van hun manier van leven.

18
Q

Twee rollen in het veld

A

Clown & Expert

19
Q

‘Doubly marginal’

A

De onderzoeker ‘hangt ergens’ tussen zijn/haar eigen cultuur en de cultuur die hij/zij onderzoekt.

20
Q

Hidden & Open observation

A

Laat je de onderzochte samenleving weten dat je onderzoek doet of niet? Onethisch?

21
Q

Bekende problemen bij veldwerk

A

Een ‘slechte’ informant, te weinig kennis van de lokale taal en ‘gender bias’ kunnen er voor zorgen dat de antropoloog er niet in slaagt om de cultuur goed te representeren.

22
Q

Inductie en deductie

A

Bij inductie gaat de onderzoeker het veld in en neemt alles waar ‘ watching and wondering’, de onderzoeker verzamelt informatie over wat mensen doen en zeggen. Deductie gebeurt wanneer een onderzoeker met een gerichte onderzoeksvraag het veld in gaat, en probeert hiermee een soort ‘feiten’ te verzamelen die deze ondersteunen.

23
Q

Etnographic present

A

Ethnografische stukken die we nu nog gebruiken zijn vaak in een ‘ver verleden’ geschreven. Echter betekent dit niet dat ze nu niet meer van waarde zijn omdat de samenleving die toen onderzocht werd nu al weer helemaal veranderd is. Het belang van de antropologische onderzoeken ligt niet in het vastleggen en uitleggen van de historie van de bevolking maar om het begrijpen van ‘social life’ over het algemeen.

24
Q

Modes of expression van Goffman

A

Er zijn sociale conventies die alle dingen die we als sociale wezens doen voorschrijven. Zelfs wanneer we de diepste emoties willen uiten zullen we ons moeten houden aan cultureel bepaalde regels die vertellen hoe we ons precies moeten uiten op dat moment. De meest spontane acties worden nog altijd gedaan door een keurslijf van sociaal gedetineerde ‘modes of expressions’ zodat mensen elkaar kunnen begrijpen.

25
Q

Rollen en statussen, emic of etic?

A

Etic!

26
Q

Het doel van socialisatie

A

Dat de actor de normen waarden en gedragingen waar de samenleving op is gebouwd internaliseert. Aanleren van het gewenste culturele gedrag.

27
Q

3 vormen van waarde (Graeber)

A

1) Filosofische en sociologische waarde
2) Economische waarde
3) Linguistic waade (‘a meaningful difference’
Er zijn geen objectieve grenzen van waarde.

28
Q

Antropologische pitfalls technologie

A

1) technological somnambulism: technologie heeft geen impact op sociale organisatie en cultuur
2) Technological determinism: technologie is van gigantische invloed op sociale organisatie en cultuur, het is een krachtige autonome agent die de patronen van het sociale en culturele leven dicteert.

29
Q

Techniques shape our relationships but..

A

relationships also shape techniques.

30
Q

Capitalist wold system

A

Theorie van Wallerstein waar hij zegt dat kapitalisme niet alleen een dominante ‘mode of production’ is maar ook de limiet en grenzen stelt voor andere ‘modes of production’ als pre-kapitalistische of communistische economieën. De kapitalistische economie is hegemonic.