Basis Flashcards

1
Q

Twee definities van cultuur

A

1) Het geheel van kennis, opvattingen en vormen van gedrag die mensen leren als lid van een samenleving
2) Een systeem van gedeelde opvattingen en betekenisgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zes kenmerken van cultuur.

A

Aangeleerd, distributief, dynamisch, deels bewust/deels onbewust, tot op zekere hoogte dwingend en systematisch geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het wiel van cultuur

A

Voorstellingen-Gedrag-Materiele context
Het is een holistisch uitgangspunt, het is eigenlijk een spiraal.
Gedrag en Materiele context zijn meetbaar, observeerbaar. Voorstellingen kan men ontdekken door participatieve observatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Participatieve observatie

A

Deelnemen aan het leven in een samenleving als een persoon (subject) en de samenleving observeren als het ware een ding (object). Het vereist betrokkenheid en distantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Emic

A

Voorstellingen, opvattingen en handelingen beschouwen en beschrijven vanuit het perspectief van de leden van de betrokken samenleving.
Het geeft inzicht in onbewuste voorstellingen en patronen van gedrag. En is een holistisch perspectief. Echter blijft er altijd een zekere distantie, native word je nooit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Problem of translation

A

Een probleem de optreed bij het vertalen van het emic perspectief. Het vertalen van een onbekende/’vreemde’ manier van leven en het kijken naar de wereld naar een beschrijving die te begrijpen is in de eigen taal, met theoretische termen. Hoe weet je zeker dat wat je ziet juist interpreteert, uitlegt en recht doet aan de samenleving?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Etic

A

Voorstellingen, opvattingen en handelingen beschouwen en beschrijven vanuit het analytische en theoretische perspectief van de onderzoeker. Je gebruikt hierbij bekende concepten, begrippen en theorieën zodat het door anderen gelezen en begrepen kan worden.
Hierdoor is vergelijking mogelijk en geeft het inzichten die het ‘native model’ overstijgen. Echter zou je ook kunnen zeggen dat de theorieën en concepten een ‘westers emic model’ zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Universalisme

A

In hoeverre hebben alle mensen, culturen en samenleving en iets met elkaar overeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Particularisme

A

In hoeverre zijn alle mensen, culturen en samenlevingen uniek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Etnocentrisme

A

Het beoordelen en veroordelen van de voorstellingen en het gedrag van andere culturele groepen op basis van de eigen culturele voorstellingen. Dit vormt vooroordelen, tunnelvisie, onterechte conclusies en het begrijpen van de cultuur wordt zeer lastig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cultureel relativisme

A

Elke cultuur is uniek en moet in haar eigen termen bestudeerd en beoordeeld worden. Het is een methodologisch uitgangspunt, je moet afstand nemen van je oordelen om een goed onderzoek neer te zetten. Begrijpen is dan ook wat anders als begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Etnocentrisme tegenovergestelde van cultureel relativisme?

A

Nee, etnocentrisme is een moraal principe en etnocentrisme is een methodologisch uitgangspunt en heeft dan ook niets met het moraal te maken van de onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het individu bestaat niet want..

A

Ieder persoon heeft meerdere rollen, statussen en machtsverhoudingen afhankelijk van de sociale context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Agency

A

Gekozen gedrag waarbij reflectie mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Status

A

Sociaal gedefineerd aspect van een persoon die een bepaalde sociale relatie weergeeft en bepaalde rechten en plichten geeft. Mensen kunnen meerdere statussen hebben en deze zijn achieved of ascribed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

The social person

A

De optelsom van alle verschillende statussen

17
Q

Gemeinschaft

A

Een traditionele samenleving waar iedereen elkaar kent, de sociale controle is sterk. De rollen zijn bedeeld als iemand geboren word, deze zijn dan ook ascribed.

18
Q

Gesellschaft

A

De moderne samenleving waar de vrijheid van keuze en individualisme ergert. De rollen zijn achieved.

19
Q

Rollen

A

De persoonlijke invulling binnen de grenzen van een status, aangeleerd door socialisatie en internalisering.

20
Q

Goffmans presentation of Self

A

Front stage: Je speelt je rol zoals die geacht word, hierbij hoort impression management.
Backstage: Jezelf zijn in een intieme/vertrouwde omgeving waar geen restrictie van rollen en statussen zijn.

21
Q

Traditie

A

Betekent overdracht. We creëren elke keer nieuwe tradities en de betekenis en interpretaties veranderen doordat het referentiekader verandert. In-enu itsluitingsprocessen spelen hier een grote rol wanneer het gaat om wat we doorgeven en aan wie.

22
Q

8 kenmerken van Rituelen

A

Kenmerken:

  • Opeenvolging van vaste handelingen
  • Gestandaardiseerde gedragingen
  • Gebruik van symbolen
  • Duidelijk afwijkend van het alledaagse
  • Vaste momenten
  • Meestal publiek en collectief
  • Raakt deelnemers cognitief, lichamelijk en emotioneel
  • Werkt bindend
23
Q

Rite de Passage

A

Ritueel dat de overgang van de ene naar de andere status/levensfase markeert. Deze overgang is nodig om de samenleving in balans te houden.

24
Q

Hoedje van Arnold van Gennep

A
  1. Separatie: Losmaken uit de oude status
  2. Liminele fas: Betwixt and between
    3 Incorporatie: Opname in de samenleving met nieuw verworven status
25
Q

5 kenmerken van de Liminele fase

A

Test, verkleed/onkleed, overdracht van kennis, overdracht van nieuwe gedragsnormen, overdracht van status.

26
Q

Communitas

A

Een begrip van turner die laat zien dat de liminele de belangrijkste fase van de Rite de Passage is. In de liminele fase krijgen alledaagse handelingen (lopen, zingen, dansen, luisteren, huilen, eten) een bijzondere bekentenis waardoor het ritueel de deelnemers cognitief, lichamelijk en emotioneel sterk raakt. Het creëert hiermee solidariteit, gemeenschap en identiteit.

27
Q

Anomie

A

Het gevoel van vervreemding door het onvermogen om te geloven in of te voldoen aan de normen en waarden van de samenleving. Anomie is gevaarlijk voor de samenleving omdat mensen in anomie (in de liminele fase) zichzelf en de samenleving aanschouwen van buitenaf en dus kunnen reflecteren op en kritisch kijken naar de samenleving.

28
Q

Social institution

A

Een vastgestelde set van normen en subsystemen die elkaar ondersteunen in het overleven. Elk onderdeel heeft een eigen taak die de stabiliteit van de samenleving mede vormt. Samenlevingen hebben verschillende manieren om deze elementen in te vullen maar ze hebben allemaal economische, politieke, familie, educatie en religieuze insituten. Het zijn systemen van sociale relaties waar machtsverhoudingen en regels bestaan die voort blijven bestaan buiten de persoon om.
Dit is relevant voor het bestuderen van verandering en continuïteit.

29
Q

Volgens Eriksen wordt de Rite de Passsage steeds minder belangrijk in de moderne samenleving. Waarom? En waarom is dit waar?

A

Vermindering belang door:

1) Individualisering
2) Secularisering

Ja, als je je vasthoud aan de ‘traditionele’ vormen met communies en Gemeinschaft. Maar je zou ook kunnen zeggen dat de Rite de Passages een andere vorm hebben aangenomen in de maatschappij, het is niet meer geïnstitutionaliseerd. Net zo dynamisch als de cultuur dus.