E-module 1: Koolhydraten I Flashcards

1
Q

Waar komt de naam van koolhydraten vandaan?

A

Het zijn gehydrateerde koolstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie basis typen koolhydraten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de twee belangrijkste groepen van monosaccharides?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn belangrijke koolhydraat polymeren?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvoor is lignine belangrijk?

A

Het vormt de celwand, vooral in hout en bast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet amylase?

A

Amylase hydrolyseert alfa-1,4-bindingen, maar kan geen disacchariden hydrolyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet dextrinase?

A

Het hydrolyseert alfa-1,6-bindingen in amylopectine of vertakte dextrines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe worden de disaccharides verder afgebroken?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden glucose/galactose/fructose geabsorbeerd?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er met glucose/galactose/fructose als het in de cel is?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er met koolhydraten die niet in de dunne darm worden opgenomen?

A

Die worden gefermenteerd in het caecum/dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer spreek je van een polysaccharide?

A

Bij meer dan 10 gelinkte monomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Overzicht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn xylulose en ribulose allebei?

A

Het zijn beide pentoses, die fosfaat derivaten zijn, en voorkomen als intermediairen in het pentose fosfaat pad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar komt galactose voor?

A

Als een onderdeel van de disaccharide lactose (de suiker in melk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn trioses, tetroses en heptoses?

A

Triosen zijn enkelvoudige koolhydraten met 3 koolwaterstoffen, tetrosen zijn enkelvoudige koolwaterstoffen met 4 koolwaterstoffen en heptosen zijn enkelvoudige koolwaterstoffen met 7 koolwaterstoffen.
Triosen, tetrosen en heptosen zijn voornamelijk belangrijk in het intermediaire metabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarvoor zijn triosen belangrijk?

A

Triosen zijn belangrijk in de celademhaling. Tijdens de glycolyse wordt fructose-1,6-bifosfaat afgebroken tot glyceraldehyde-3-fosfaat en dihydroxyacetonfosfaat. Uit deze moleculen worden uiteindelijk melkzuur en pyrodruivenzuur gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarvoor zijn tetroses belangrijk?

A

Ze zijn intermediairen in het pentose fosfaat pad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarvoor zijn heptoses belangrijk?

A

Ze zijn intermediairen in de lipide A biosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn oligosaccharides?

A

Saccharide ketens tussen de 3 en 9 monomeren lang.

21
Q

Waaruit bestaat de groep oligosaccharides?

A

Disaccharides, trisaccharides en tetrasaccharides

22
Q

Wat zijn belangrijke disaccharides?

A

Sucrose, lactose, maltose, cellobiose

23
Q

Wat is sucrose?

A

Sucrose (suiker) wordt gevormd uit één molecuul glucose en één molecuul fructose. Het wordt in hoge concentraties gevonden in suikerriet en suikerbieten en het komt ook voor in veel fruit.

24
Q

Wat is lactose?

A

Lactose (melksuiker) is een product van de borstklier en bestaat uit één molecuul glucose en één molecuul galactose.

25
Q

Wat is maltose?

A

Maltose (moutsuiker) wordt geproduceerd tijdens de hydrolyse van zetmeel en glycogeen. Het bestaat uit twee glucosemoleculen. Mout (gerst na gecontroleerd ontkiemen en drogen) wordt gebruikt om bier te produceren.

26
Q

Wat is cellobiose?

A

Cellobiose komt van nature niet voor als vrije suiker, maar is de repeterende basiseenheid van cellulose. Het bestaat uit 2 glucose residuen verbonden door een beta(1,4)-linkage.

27
Q

Wat zijn de belangrijkste trisaccharides?

A

Raffinose en kestose

28
Q

Wat is raffinose?

A

Raffinose wordt gevonden in suikerbieten en hoopt zich op in melasse (donkere stroperige substantie die ontstaat bij het raffineren van suikerriet of suikerbieten tot suiker) tijdens de bereiding van sucrose. Raffinose bestaat uit glucose, fructose en galactose.

29
Q

Wat is kestose?

A

Kestose komt voor in de vegetatieve delen en zaden van grassen. Kestose bestaat uit een fructose residu vastgemaakt aan een sucrose molecuul.

30
Q

Wat is stachyose?

A

Stachyose is de meest voorkomende tetrasacharide en bestaat uit twee moleculen galactose, één molecuul glucose en één molecuul fructose. Het wordt voornamelijk gebruikt als bulkzoetstof (stachyose is minder zoet dan sucrose).

31
Q

Wat valt er onder de groep homoglycanen (in de groep polysaccharides)?

A
  • Zetmeel
  • Glycogeen
  • Dextrines
  • Cellulose
  • Fructanen
32
Q

Wat zijn dextrines?

A

Dextrinen zijn tussenproducten van de hydrolyse van zetmeel en glycogeen (zetmeel of glycogeen –> dextrinen –> maltose –> glucose). Dextrinen zijn oplosbaar in water en produceren gomachtige oplossingen. Ze geven een karakteristieke smaak aan bijvoorbeeld broodkorst en toast.

33
Q

Wat zijn fructanen?

A

Fructanen komen voor als reservemateriaal in wortels, stengels, bladeren en zaden van verschillende planten. Ze bestaan voornamelijk uit fructosemoleculen.

34
Q

Wat valt er onder de groep heteroglycanen (in de groep polysaccharides)?

A
  • Pectische stoffen
  • Hemicellulosen
  • Gommen
35
Q

Wat zijn pectische stoffen?

A

Pectische stoffen komen voor in de primaire celwanden en intercellulaire gebieden van hogere planten. Pectine bestaat uit een lineaire keten van galacturonzuureenheden, op regelmatige afstanden onderbroken door de invoeging van rhamnose residuen. Galactose, arabinose en xylose zijn als zijketens toegevoegd.
Pectines zijn oplosbaar in heet water en hebben bekende gelerende eigenschappen. Daarom wordt het vaak gebruikt bij het maken van jam.

36
Q

Wat zijn hemicellulosen?

A

Hemicelluloses bestaan voornamelijk uit glucose, galactose, mannose, xylose en arabinose. Hoewel de naam suggereert dat hemicellulose kan worden omgezet in cellulose, bestaat hemicellulose uit zowel hexosen als pentosen, terwijl cellulose alleen glucose (hexose) bevat.

37
Q

Wat zijn ‘gums’?

A

Gommen worden vaak geproduceerd uit wonden in planten, maar ze kunnen ook ontstaan als natuurlijke afscheiding van schors en bladeren. In de voedingsindustrie wordt het gebruikt als verdikkingsmiddelen, geleermiddelen, emulgatoren en stabilisatoren. Tijdens de spijsvertering worden gommen voornamelijk gefermenteerd door microben.

38
Q

Wat valt er onder complexe koolhydraten?

A
  • Glycolipiden
  • Glycoproteïnen
39
Q

Wat zijn glycolipiden?

A

In glycolipiden zijn twee van de alcoholgroepen van glycerol veresterd door vetzuren en is de andere gekoppeld aan een suikerresidu. Galactolipiden zijn bekende glycolipiden; de lipiden van grassen en klavers.

40
Q

Wat zijn glycoproteïnen?

A

Glycoproteïnen zijn eiwitten met één of meer heteroglycanen als prothetische groepen. Het zijn bestanddelen van slijmsecreties die als smeermiddel fungeren in veel delen van het lichaam. Ook ovalbumine, het opslagproteïne in eiwit, is een glycoproteïne.

41
Q

Overzicht

A
42
Q

Glucose + fructose = ?

A

Sucrose

43
Q

Glucose + glucose = ?

A

Maltose

44
Q

Glucose + galactose = ?

A

Lactose

45
Q

Polysaccharide van glucose = ?

A

Zetmeel of cellulose

46
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van koolhydraten?

A
  • Koolhydraten zijn een belangrijke energiebron
  • Koolhydraten kunnen worden gebruikt voor de synthese van vetzuren
  • Vezels zijn belangrijk om de motiliteit in het maagdarmkanaal te stimuleren
47
Q

Wat kun je met oplosbare vezels?

A

Met name oplosbare vezels hebben een hoog waterbindend vermogen en vormen een gelachtige substantie. Daarom kunnen vezels met een hoog waterbindend vermogen de klinische symptomen van diarree verminderen.

48
Q

Wat kun je met onoplosbare vezels?

A

Onoplosbare vezels kunnen de beweeglijkheid van het maagdarmkanaal stimuleren. Dit kan nuttig zijn bij constipatie. Rauwvleesdiëten voor honden en katten (in de huisdierenvoeding BARF-diëten genoemd) bevatten bijvoorbeeld vaak een kleine hoeveelheid vezels, wat kan leiden tot constipatie. In deze gevallen kan het nuttig zijn om onoplosbare vezelbronnen aan het dieet toe te voegen.

49
Q
A