Dutch List . 7 ( les 11 ) Flashcards
afspraak de (een afspraak maken)
appointment (make an appointment to)
al (Hoe lang heeft u al pijn?)
for (How long have you been in pain (for)?)
als (Als u pijn heeft…)
if (If you are in pain….)
apotheek de
chemist’s the / pharmacy the
arm de
arm the
assistent de
assistant the
auto de
car the
avondeten het
dinner the
been het
leg the
bereikbaar (Wij zijn bereikbaar tussen ….)
contacted / reached (We can be contacted reached between ……)
beterschap (Beterschap!)
recovery (Get well soon!)
bewegen
move to
buigen
bend to
buik de
abdomen the / stomach the
buikpijn de
abdominal pain / stomachache
drogist de (de persoon)
chemist the / druggist the (the person)
drogist de (de winkel)
chemist’s the / drugstore (the store)
gebroken
broken
gekneusd
bruised
gevaar het (in gevaar zijn)
danger the (to be in danger)
gezondheid de
health the
gisteren
yesterday
griep de
flu the
halen (medicijnen halen)
get to (get medicines to)
hand de
hand the
Hatsjie!
Achoo! / Atishoo!
hoofd het
head the
hoofdpijn de
headache the
huid de
skin the
huisarts de
GP the / family doctor the
huisartsenpose de
out-of-hours GP service the / out-of-hours / surgery the
huisartsenpraktijk de
GP practice the / GP surgery the
kapper de (de persoon)
hairdresser the (the person)