Dutch List . 6 ( les 10 ) Flashcards
aanwezig
present
achter (achter de kerk)
behind (behind the church)
bestellen
order to
bestelling de
order the
betalen
pay to
bh de
bra the
blauw
blue
blouse de
blouse the / shirt the
broek de
pair of trousers the
buurtcentrum het
community centre the
compliment het
compliment the
direct
immediately
dragen
wear to
echt (Echt waar? / Dat is echt leuk!)
really (Really? / That is really nice!)
elk
each / every
favoriet
favourite
gekocht (kopen)
bought (buy to)
gratis
free (of charge)
heleboel
a lot / lots of
helft de
half the
hemdje het
camisole the / vest the
hoofddoek de
scarf the
idee het
idea the
iedereen
everyone
jas de
coat the
jurk de
dress the
kapot
broken
kerk de
church the
kleding de
clothing the
kledingkast de
wardrobe the
kledingstuk het
garment the
kleren de
clothes the
kleur de
colour the