Dutch List . 3 Flashcards
aan (aan de andere kant)
on (on the other side)
aan (aan het eind van de straat)
at ( at the end of the street)
achtste de
eighth
begrijpen
understand
bekijken
have a look at
bereiken
reach
bestemming de
destination the
bewolkt
cloudy / overcast
brug de
bridge the
centrum
het (town) centre
daarna
after that / then
dan
then
derde de
third the
deze
this
die
it / that
doei
bye / bye-bye / cheers
door
(door de Schoolstraat) down / through (down Schoolstraat)
dorp
het village
droog
dry
eerste
first
elkaar
each other / one another
Even denken
Let me think.
Even kijken
Let me see.
Even luisteren
Let’s listen.
fout de
mistake the
gebruiken
use to
graden de
degrees the
haar (Hoe gaat het met haar?)
she (How is she?)
hard (Het regent hard.) (Het waait hard.)
heavily (It is raining heavily.)(There is a strong wind blowing)
heel
very
helpen
help to
hem (Ik geef het boek aan hem.)
him (I give him the book.)
herfst de
autumn the
hoek de
corner the
horen
hear to
jou (Ik ga met jou naar huis.)
you (I’m going home with you.)
kant de
side the
koud
cold
kwijt zijn (Ik ben mijn pen kwijt.)
have lost to (I have lost my pen.)
laatste
last
lente de
spring the
links (Ga links.) (on the)
left (Go left./Take a left. / Turn left)
linksaf (Ga linksaf.)
turn left to (Take a left. / Turn left.)
makkelijk
easy
mij (Wil je mij het boek geven?)
me (Will you give me the book?)
nat
wet
negende de
ninth the
nemen (de bus nemen )
take to (to take the bus)
nummer het
number the
op (op de markt / op de hoek)
on (on the market / on the corner)
over (over de brug)
across (across the bridge)
plattegrond de
(street) map the
rechtdoor
straight on / straight ahead
rechts
right
rechtsaf (Ga rechtsaf.)
right (Go right)
regenen
rain to
route de
way the / route the
schijnen
shine to
slecht
bad
sneeuwen
snow to
stoplicht het
traffic lights the
straks (Tot straks!)
later (See you later!)
succes het
success the
tiende de
tenth the
typen
to type
vaak
often
van (aan het eind van de straat
aan de andere kant van de markt)
verstaan
to hear
vervelend (Dat is vervelend. / Wat vervelend!)
annoying (That is annoying./How annoying!)
vierde de
fourth the
vijfde de
fifth the
voor (voor iemand)
for (for someone)
waaien
to blow
wachten (wachten op iemand)
to wait (wait for someone
weer het
weather the
weg de
way the
wijzen (de weg wijzen)
to show (to show the way)
winter de
winter the
wit
white
zesde de
sixth the
zevende de
seventh the
zo (Tot zo!)
soon (See you soon!) (See you in a bit!)
zoeken
to find
zomer de
summer the
zon de
sun the