Deutsch Flashcards

1
Q

der Obdachlose

A

de dakloze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geistig zurückgeblieben

A

verstandelijk beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

das Gleis

A

het spoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

angeblich

A

naar men zegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

die Schicht

A

de (ploegen)dienst, de werktijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

der Aufzug

A

de lift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pünktlich

A

stipt, punctueel, op tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

die Spende

A

de gift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenntnisse erwerben

A

kennis verwerven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ehrenamtlich

A

vrijwillig, als vrijwilliger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

durchgehend

A

zonder onderbreking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

die Gewöhnungssache

A

iets waar je aan moet wennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

insgesamt

A

in totaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aufregend

A

spannend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prägen

A

een stempel drukken op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ständig

A

voortdurend, permanent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

das Ausmaß

A

de omvang, de mate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

zögern

A

aarzelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

im Grunde genommen

A

eigenlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ausreichen

A

toereikend zijn, voldoende zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

schützen

A

beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

der Inhaber

A

de bezitter, de eigenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wie üblich

A

zoals gewoonlijk, gebruikelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

die Vereinbarung

A

de afspraak, de overeenkomst

25
der Anwalt
de advocaat
26
die Gebühr
het tarief, de kosten
27
sämtlich
alle
28
die Einschränkung
de beperking
29
die Einwegverpackung
de wegwerpverpakking
30
die Herstellung
de productie
31
auflösen
oplossen
32
der Behälter
het reservoir, de fles, de tas
33
wiederverwertbar
recyclebaar
34
die Pfandflasche
de statiegeldfles
35
die Nachfrage
de vraag
36
die Verschwendung
de verspilling
37
spenden
doneren, schenken
38
unbegründet
ongegrond
39
die geistige Beeinträchtung
de verstandelijke beperking
40
das Referat
het referaat, de voordracht
41
die Verpflegung
de verzorging, eten en drinken
42
die Unterkunft
het onderkomen, de huisvesting
43
etwas verkraften
iets verwerken
44
die Behinderung
de handicap, de beperking
45
schätzen
waarderen
46
die Vorhersage
de voorspelling
47
beispiellos
weergaloos, ongekend
48
klappen
lukken
49
europaweit
in heel Europa
50
etwas gewachsen sein
bestand zijn tegen
51
es in sich haben
het toppunt zijn
52
die Trage
de brancard
53
die Muskelkraft
de spierkracht
54
lobend
lovend
55
scherzend
schertsend
56
zögernd
aarzelend
57
übereinstimmen
overeenkomen
58
in Bezug auf
met betrekking tot