D3CH4 Flashcards

1
Q

gelijkspanning

A

polariteit vd elektroden blijft steeds dezelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wisselspanning

A

polariteit vd elektroden wisselt (periodisch verschijnsel met periode T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

impendatie van een wisselstroomketen

A

verhouding van de amplitude van de wisselspanning en de amplitude van de wisselstroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

impedantie van de huid (stroomdoorgang lichaam)

A

capacitieve reactantie: aanwezig vetweefsel
weerstand: hoe kleiner weerstand, hoe groter het gevaar
- droge huid: hoge weerstand
- natte huid: lage weerstand: draagt bij tot geleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stroomsterkte (stroomdoorgant lichaam)

A

hoe groter, hoe gevaarlijker:

0,5 -> 5mA: licht prikkelend gevoel -> spierverstijving

5-20mA:
- pijnlijke spierkrampen -> blijvende contractie: pijnlijke verstijving
- contact kan niet verbroken worden

20-40mA:
- spiercontractie breidt uit nr borstspieren -> ademhaling belemmerd
- verstikking kan dodelijk zijn
- zenuwcentra kunnen verlamd raken

50-200mA: optreden hartfibrillatie

200mA - 1A:
- vernietiging weefsels, zenuwcellen en spieren door opgelopen brandwonden
- genezen moeilijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

frequentie (stroomdoorgang lichaam)

A

vooral 50Hz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tijdsduur (stroomdoorgang lichaam)

A

hoe langer, hoe erger (schadelijk vanaf 1/10 tot 1/100 van een seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stroomdoorgang

A

weg beïnvloedt de schade: spierweefsel is minder erg dan organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

huidverbranding (stroomdoorgang)

A

door joule warmte uit weerstand van de huid
elektrocutie door lichtnet: lokaal op contactoppervlak
blikseminslag: over groter oppervlak verspreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verstoring hartfunctie (stroomdoorgang)

A

stroomdoorgang
activatie hartspier
ongecontroleerde contractiepatronen (kamerfibrilleren)
pompfunctie valt weg

stroom valt weg

kamerfibrilleren blijft
zuurstoftekort hersenen -> dood

kamerfibrilleren stoppen door elektrische defibrillatie:
= gecontroleerde stroomstoot: hartspiervezels worden in refractaire toestand gebracht -> natuurlijke elektrische hartgang maken kan de triggering weer overnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cannot-let-go-current verschijnsel

A

= het niet meer kunnen loslaten van de geleider bij stroomdoorgang via de handen boven een bepaalde stroomsterkte

door spiercontracties

stroomsterkte is afhankelijk van frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly