D1CH5 Flashcards

1
Q

moment van een kracht

A

Nm (J) plaats . kracht
bepaalt het rotatie-effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

traagheidsmoment

A

maat voor inertie bij een rotatie
rotationele traagheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoofdtraagheidsassen

A

frontale as: voor naar achter door navel
transversale as: links nr rechts door navel
longitudinale as: boven nr beneden (kleinste traagheidsmoment (kleinere straal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

angulair moment van een deeltje

A

plaatsvector . lineair moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoeksnelheid pirouettes

A

situatie 1: armen gestrekt: grotere straal -> kleinere hoeksnelheid
situatie 2: armen geplooid: kleinere straal -> grotere hoeksnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitvoeren van een salto

A

door het verkleinen van de straal wordt de hoeksnelheid groter -> je draait sneller rond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rotatie van een vallende kat

A

fase 0: kat valt
fase 1: kat maakt armen smal en benen wijd: kant vd armen roteert zich naar de grond
fase 2: kat maakt armen breed en benen wijd: kant vd benen roteert zich naar de grond
fase 3: kat is volledig naar de grond georiënteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly