D2CH3 Flashcards

1
Q

oppervlaktespanning

A

molecule aan het oppervlak van een fluïdum ondervinden een nr binnen gerichte kracht
er is extra inspanning nodig om een molecule van binnen naar het oppervlak te brengen

een vloeistofoppervlak zal steeds zo klein mogelijk samengetrokken zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

samentrekkende kracht

A

veroorzaakt door oppervlaktespanning aan bovenste en onderste scheidingsvlak tussen vloeistof en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zeepbelgeometrie

A

oppervlaktespanning wil de zeepbel verkleinen
druk houdt dit tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oppervlaktespanning alveolen

A

drukstijging bij inademing -> oppervlaktespanning alveolen overwinnen

2 alveolen naast elkaar: kleinste zal nog meer krimpen ten gunste van de grotere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Caissonziekte

A

duiken met gasflessen

op grote dieptes stijgt de hoeveelheid N2 in het bloed

bij stijgen wordt deze terug uitgeademd: als je te snel stijgt, vormen er N2 gasbellen in het bloed
-> sluiting vd kleine bloedvaten

symptomen: zware gewrichtsklachten, hoesten, duizeligheid, verlammingen

therapie: behandeling in decompressiekamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

diffusie

A

materie gaat van een plaats met hoge concentratie naar een plaats met lage concentratie door thermische bewegingen van de moleculen

via een zigzagpad door thermische agitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

osmolariteit

A

molaire massa vd aan het membraan osmotisch werkzame deeltjes (osm/l)

= 0,29 osm/l isotoon
<0,29 osm/l hypotoon (zwellen op door wateropname)
>0,29 osm/l hypertoon (water verlaat de cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly