D2CH1&2 Flashcards
eigenschappen vaste stoffen
vaste vorm en volume -> weerstand tegen veranderingen
eigenschappen vloeistoffen
geen vaste vorm, vast volume -> weerstand tegen veranderingen
eigenschappen gassen
geen vaste vorm, geen vast volume ->bijna geen weerstand tegen veranderingen
wat zijn fluïda
vloeistoffen, gassen, plasma
bij temperatuur constant, bepaalde massa en volume (geen vaste vorm)
Van der Waalse krachten
r<r0: F(r) -> sterke afstotingskracht: veel uitwendige kracht nodig voor samendrukking vh fluïdum
r>r0: sterke aantrekkingskracht op korte afstanden
eigenschappen fluïdum
moleculen zijn cst in beweging (willekeurig en onregelmatig)
bij vloeistoffen -> diffusie
gassen hebben meer bewegingsmogelijkheden
dichtheid v water
dichtheid is maximaal bij 4°C (1000kg/m³)
kleiner bij alle andere temperaturen
oppervlaktekrachten
= krachten die enkel aan de oppervlakte aangrijpen (fluïda)
beginsel van Pascal
als er een uitwendige druk wordt uitgeoefend op de oppervlakte van een fluïdum in een gesloten vat wordt deze onverminderd overgezet op elk punt vd vloeistof en de wanden van het vat
wet v Archimedes
gewicht lichaam > gewicht verplaatste vloeistof: zinkt
gewicht lichaam < gewicht verplaatste vloeistof: stijgt
gewicht lichaam = gewicht verplaatste vloeistof: zweeft
stroomregimes
- stationair: v = cst
- niet-stationair: v is niet cst
- laminair: deeltjes glijden over elkaar en storen elkaar niet
- turbulent: lokale draaibewegingen tussen de deeltjes
- compressievrij: dichtheid is cst
- samendrukbaar: dichtheid is niet cst
- viskeus: wrijving met randen vh vat wordt niet verwaarloosd: hoe verder vd wanden, hoe groter de snelheid vd stroming
- niet viskeus: wrijving met randen vh vat wordt verwaarloosd: snelheid is niet afhankelijk vd afstand tot de wanden
stroomlijn
baan gevolgd door een deeltje in het fluïdum (stationair)
- snijden elkaar niet
stroombuis
bundeling v stroomlijnen
- fluïdum kan deze zijdelings niet verlaten
massadebiet
massahoeveelheid vh fluïdum dat voorbijstroomt per eenheid
fysische verklaring v stemgeving
stembanden = 2 symmetrische plooien
trillen -> luchtpijp sluit -> open -> sluit
gesloten -> ademdruk drukt ze van elkaar -> sluiten weer
open -> luchtprop wordt in het aanzetstuk geslingerd
start: stembanden zijn gesloten: luchtdruk stijgt -> stembanden van elkaar -> plotse sluiting stembanden -> trilling stembanden
stemhoogte
bepaald door de massa van de stembanden
toonhoogte
bepaald door de frequentie
getal van Reynolds
bepaalt of we een laminaire of turbulente stroming hebben
<2000: laminair
>3000: turbulent
2000-3000 = overgangsprofiel
hemodynamica
hydrodynamica kan niet rechtstreeks toegepast worden:
- bloed is niet homogeen
- bloedstroomregime is niet continu maar gepulseerd (er mag geen evenwicht zijn)
viscositeit vh bloed
grote vaten: sterk afhankelijk vd hematocrietwaarde
- = v% rode bloedcellen in het bloed
nauwe vaten: viscositeit neemt af door het ontstaan vd asstroom v bloedcellen
- bloedcellen -> as v vaten: aan de wanden hangt enkel nog plasma
werking vh hart
diastole fase: hart ontspant tussen 2 slagen: bloed komt in het hart -> beide boezems gevuld
systole fase: start wnr de kamers samentrekken -> bloed wordt in de kamer gedrukt
samentrekking vd kamer: bloed in longslagader -> longen en aorta
hart ontspant -> diastole fase
systolische druk
tijdens systole fase in linkerventrikel: bloed -> aorta
druk puls in aorta en slagaders met max waarde (= systolische druk
bepaald door hartfrequentie en bloedvolume per slag + rekbaarheid vh slagaderlijk stelsel
diastolysche druk
na het sluiten vd aortakleppen blijft de druk dalen tot minimale waarde = diastolysche druk
conclusies bloeddruk en volume bloedsomloop
bloed stroomt in een gesloten systeem: geen bloedverlies: volumedebiet is cst
stroomsnelheid is niet overal gelijk -> hoger op plaatsen met minder druk
drukverschil is nodig om schommelingen van Rab op te vangen
druk in bloedsysteem
veneuze systeem: 3/4 vh bloedvolume: reservoir + past totale vaatcapaciteit aan aan de variaties in het totale bloedvolume
bloedverplaatsing in slagaders vereist een klein drukverval
bloeddruk in venen is laag
arteriële systeem heeft elastische wanden : bloedtoevoer is cste stroming
grootste drukverval in kleine arteriën en arteriolen (grote straal en lengte)
niet-invasieve arteriële bloeddrukmeting
Hg mamometer: bepaalt systolische en dyastolische bloeddruk
opgepompt tot groter dan systolische druk
bij p syst worden korotkov tonen waarneembaar via stethoscoop in elleboogholte
nemen toe tot p diast