D2H6: aanvullende onderzoeken Flashcards

1
Q

In welke gevallen neemt men aanvullende onderzoeken af en wat is het doel?

A

wanneer: routinegematig of bij twijfel/ vermoedens
doel:
- peilen naar comorbide factoren
- peilen naar veroorzakende, verergerende en in stand houdende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

doel van diepgaand onderzoek van de spraakorganen

A
  • gebruik van spraakorganen evalueren

- tekorten in bouw/ functie kunnen leiden tot logopedische stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

audiometrisch onderzoek

A
  • nagaan of uitspraakproblemen niet het gevolg zijn van minder goed horen
  • eerst gehoorverbeterende maatregelen nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke andere logopedische stoornissen komen vaak samen voor met spraakklankstoornissen?

A
  • taalstoornissen
  • vloeiendheidsstoornissen
  • stemstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

comorbiditeit met taalstoornissen

A

hoe ernstiger het articulatieprobleem, hoe groter de kans dat er ook geassocieerde taalproblemen voorkomen
comorbiditeit = 60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

comorbiditeit met vloeiendheidsstoornissen

A

bij meer dan de helft van de stotterende kinderen komt een bijkomend probleem voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

comorbiditeit met stemstoornissen

A
  • mindere verstaanbaarheid –> meer excessieve kracht gebruiken –> schade laryngeale mechanisme
  • verminderde stemkwaliteit –> veminderde verstaanbaarheid
  • beide kunnen ook samen voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oraal- sensorisch onderzoek

A
  • orale stereognosieproef

- samenhang tussen orale vormherkenning en articulatievaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

orale stereognosieproef =

A
  • nagaan tactiele en proprioceptieve gevoel

- vormen in de mond brengen die herkend moeten worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

proef voor productievariabiliteit =

A

variabiliteit in productie van hetzelfde woord

  • 25 woorden 3x uitspreken
  • hoe hoger productievariabiliteit, hoe groter fonologisch dysfunctioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer gaat met een spraakmotorisch onderzoek afnemen?

A

enkel als er bewegingsafwijkingen zijn die kunnen wijzen op neurologische aandoening of spieraandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de richtlijnen voor het nagaan van spraakmotorische vaardigheden?

A
  • 3 monosyllabische reeksen zo snel mogelijk laten produceren
  • herhalen van alternerende reeksen
  • nagaan hoeveel pogingen nodig zijn en de syllabeopeenvolging nagaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

definitie fonologisch bewustzijn

A

de vaardigheid om over de structuur van een uiting na te denken en te manipuleren zonder rekening te houden met de betekenis van de uiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorkomen en beperkingen van fonologisch bewustzijn worden beïnvloed door factoren zoals:

A
  • ernst van de stoornis: hoe ernstiger, hoe meer kans op gestoord FB
  • diagnose van gelijktijdig aanwezige taalstoornis
  • effect op leesvaardigheid
  • relatie gesproken en geschreven taal wordt duidelijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

relatie tussen fonologisch bewustzijn en vaardigheid tot articuleren

A
  • kinderen met fonologische zwakte hebben problemen in het kunnen analyseren van woorden in hun samenstellende delen
  • kinderen met fonologische zwakte vertoonden ook hardnekkige moeilijkheden in spraakproductie
  • kinderen met articulatiestoornis maakten meer fouten bij taken van FB dan kinderen zonder
  • kinderen met fonologische stoornissen presteerden op vlak van FB slechter en ook slechter op metingen nagaande lees- en schrijfvaarigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wisselwerking geschreven en gesproken taal (metalinguïstisch bewustizjn)

A
  • metalinguïstisch bewustzijn als lees-/ schrijfvoorwaarde
  • metalinguïstisch bewustizjn als gevolg van lezen/ schrijven
  • interactie tussen metalinguïstisch bewustzijn en lezen/ schrijven
  • geletterdheid veronderstelt beheersing van gesproken en geschreven taal
  • kinderen zijn beter in staat zichzelf te controleren
17
Q

conclusies uit voorstudies naar ontwikkeling van fonologisch bewustzijn

A
  • fonologische vaardigheid neemt toe oiv leeftijd
  • met leeftijd wordt verschil tussen kinderen kleiner
  • geen statistische invloed van variabele geslacht