D1H2: neurofysiologische, psycholinguïstische en psycho- akoestische factoren van articuleren Flashcards

1
Q

Neurofysiologische component
Wat is het verschil tussen ‘spreken is de primaire eerst geleerde meest voorkomende verschijningsvorm van taal’ en ‘spreken/ articuleren is een secundaire functie’?

A

Spreken/ articuleren is een van de modaliteiten waarin taal kan voorkomen, het is de eerst geleerde en meest voorkomende vandaar primair. Taal heeft ook nog andere modaliteiten of verschijningsvormen zoals spellen en lezen.

Spreken is echter een secundaire functie omdat we moeten leren spreken/ articuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neurofysiologische component

Het spraakproductiemechanisme

A

Supralaryngaal systeem= energiebron
- primair doel: ademhaling
- secundair doel: productie spraakklanken
Laryngaal systeem= vibrerend element
- produceren van stem obv stembandtrilling
Sublaryngaal systeem= resonantie en klankproductie
- velofaryngeale klepmechanisme: productie van nasale of orale spraakklanken
- bewegende structuren

Coördinatie van alle bewegingen gebeurt door gebied van Broca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neurofysiologische component

Beweegbare articulatoren in sublaryngaal systeem

A
Wangen
Amandelbogen
Tongbeen/ hyoid
Larynx
Lippen
Onderkaak/ mandibula
Farynx
Zacht verhemelte/ velum
Huig
Tong
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psycholinguïstische component

Fonetiek vs fonologie

A

Fonetiek = studie van spraakklanken en hun gebruik als middel om een idee uit te drukken en te begrijpen

  • continuüm van spraakklanken
  • fysisch
  • concreet
  • spraakklanken

Fonologie = bestudeert en beschrijft organisatie van spraakklanken on patronen en opeenvolgingen

  • opeenvolging van onderscheidbare segmenten
  • psychologisch
  • abstract
  • fonemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Psycholinguïstische component

Foneem

A

Geen vaste entiteit maar een klasse van gelijkaardige klanken met verschillende productiewijze maar geen betekenisonderscheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Psycholinguïstische component

Allofonen

A

Geen betekenisonderscheid

Enkel verschil in productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psycholinguïstische component

Fonologische fenomeen

A

Er is betekenisonderscheid door de wijze waarop spraakklank geproduceerd wordt
Het is contrastief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psycholinguïstische component

Fonologische kennis

A

Weten welke klanken wel en niet tot een taal behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Psycholinguïstische component

Spraakklank vs foon / foneem

A
Spraakklank = oneindig gevarieerde spraakgeluiden
Foon = algemene omschrijving voor gelijk welke klank die door een persoon geproduceerd kan worden 
Foneem = wanneer een foon een spraakklank wordt in een specifieke taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Psycholinguïstische component

Malfoon

A

= een foutieve spraakklank of artiuclatiefout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psycholinguïstische component

Fonologie is breder dan fonetiek

A

Fonologie refereert ook naar het talige component zoals fonotactische bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psycholinguïstische component

Fonotactische beperkingen

A

Gaan over de omgeving of context van een bepaalde klank

Vb.: s kan noot door r gevolgd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psycholinguïstische component

distinctive features

A

elke spraakklank berust op een unieke combinatie van features
geen 2 spraakklanken kunnen berusten op identiek dezelfde features

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psycholinguïstische component

3 groepen spraakklanken

A

vocalen
diftongen
consonanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

psycho- akoestische component
intensiteit
frequentie
duurtijd

A

intensiteit: klinkers hebben meer akoestische energie en grotere luidheid dan medeklinkers, maar hebben minder betekenisinformatie
frequentie: stemhebbende klanken hebben periodieke trillingen, stemloze niet- periodieke trillingen
duurtijd: bepalend ifv betekenisonderscheid en spreeksnelheid varieert ifv leeftijd en lengte van uiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly