College 8 (inleiding psych B) Flashcards

1
Q

Instinct doctrine

A

Mensen worden gedreven door instinct
Gedrag wat onze overlevingskansen bevordert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Instinct

A

automatisch, onwillekeurig, niet aangeleerd gedrag dat wordt uitgelokt door bepaalde situaties, maar ook voor betere overlevingskansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Drive reduction theory

A

Lijf stuurt gedraag aan (alles te maken met homeostase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Homeostase

A

Lichaam bewaakt gezondheid door het inwendige milieu te herstellen en in evenwicht te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cognitive dissonance theory

A

als er dissonantie is tussen gedrag en cognitie wil men dit oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fases van drive reduction theory

A
  • Lijf ervaart verstoorde homeostase
  • biologische need
  • biologische drive -> je voelt de drive om de need te vervullen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primary need

A

fysieke need (eten, drinken, slapen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Secondary need

A

andere need (bijv. geld hebben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Arousal theory

A

Gedrag gemotiveerd door behoefte om optimaal niveau van arousal te ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Arousal

A

Hoe actief je lijf is. Adrenaline junkie heeft een hoog gevoel van arousal en een yoga master juist meer een laag niveau van arousal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Incentive theory

A

Externe (fysieke) factoren motiveren gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cogntive theory

A
  • zelfvertrouwen
  • bewustzijn van risico’s
  • barrieres
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Theory of Maslow

A

Hierarchie in behoeftes (van veel behoefte naar weinig): fysiek, veiligheid, liefde, waardering van andere, zelfactualisatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Theory of Alderfer

A

3 soorten behoeften:
- existence
- relatedness
-growth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

existence

A

fysiologisch, voedsel, water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

relatedness

A

relaties, gehechtheid

17
Q

growth

A

vaardigheden, ontwikkelen

18
Q

Intrinsieke motivatie

A

Beloning komt vanuit jezelf: iets doen om je het wil/omdat je het leuk vindt/goed door voelt.
Op lange termijn beter, bijvoorbeeld studeren om kennis op te doen is beter dan studeren om het vak te halen

19
Q

Extrinsieke motivatie

A

Iets doen voor externe beloning (geld of cijfer bijv), iets doen omdat het moet (waardering van een ander)

20
Q

Overgewicht

A

Ontstaat door te veel eten en te weinig bewegen (=gedrag)

21
Q

Oorzaken overgewicht

A
  • genetische belasting
  • manier om met problemen omte gaan (emotional eating)
  • voorouders (veel vet opslaan door overleven van vroeger)
22
Q

4 basisemoties

A

boos, bang, blij, verdrietig

23
Q

Oorzaken emoties

A
  • extern (overlijden, nieuw iemand ontmoeten)
  • biologisch (hormonen)
  • fysiologische behoeftes (hangry)
  • cognities (gedachten hebben invloed op emoties, maar emoties ook invloed op gedachten)
24
Q

James -Lange theorie

A

Lijf reageert met fysiologische reactie op de omgeving. De fysiologische activiteit is emotie.

25
Q

Alexithymie

A

geen woorden voor emoties

26
Q

Cannon-bard theorie

A

Brein reageert tegelijkertijd met fysiologische reacties en emotionele ervaring. Emotie ontstaat NIET door fysiologische reactie.

27
Q

Schachter-Singer theorie

A

James-Lange theorie klopt, maar ingewikkelder. Welke emotie je ervaart wordt bepaald door interpretatie fysiologische activiteit EN situatie die voorafging aan de fysiologische activiteit (attributie)
bijv skileraar

28
Q

Lazarus cognitive appraisal

A

Interpretatie van de situatie veroorzaakt emotie en fysiologisch activiteit

29
Q

motivatie

A

processen die gedrag hun energie, richting en intensiteit geven