Neurobiologische achtergronden van de opvoeding en ontwikkeling Flashcards
Social neuroscience
Psychologie, pedagogiek en biologie.
Neuroscience
Hierbij wordt gekeken op het niveau van hersenen, cellen en moleculen.
Sociale psychologie
Hierbij wordt gekeken op het niveau van tussengroepproces, groepsproces en sociale interacties.
Niveau van verklaringen (op volgorde)
Hersenen, hormonen, neuroplasticiteit, invloed omgeving/opvoeding, genen + opvoeding/omgeving, evolutionaire geschiedenis
Reductionisme
Versimpelen van een kwestie op een hoog niveau naar een meer basale verklaring (biologisch, fysiologisch)
Sociale brein
(Sociale) Hersenen bestaan uit modules (netwerk van hersengebieden die betrokken zijn bij sociaal gedrag)
Module
Hersengebied die betrokken is bij verschillende dingen van ons lichaam. Hersengebied met een taak.
Modulariteit
Gespecialiseerde processen die zeer specifieke functies uitvoeren in reactie op bepaalde inputs, zoals modules voor het herkennen van gezichten.
De drie verschillende opties van het sociale brein
Optie A modulair, optie B en optie C
Optie A
Modulair: specifieke input uit een specifiek domein.
Optie B
Interactie tussen gespecialiseerde units. Verschillende gebieden zijn betrokken bij een proces. Gebieden werken samen.
Optie C
Niet gespecialiseerde units interacteren. Random gebieden zijn betrokken bij een proces.
Centrale zenuwstelsel
Brein + ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel
Alle andere delen van het zenuwstelsel, zoals zenuwbanen. Bestaat uit somatisch en autonoom zenuwstelsel.
Somatisch zenuwstelsel
Zenuwbanen die betrokken bij zij bewuste/vrijwillige controle van spieren, zoals strekken been
Autonoom zenuwstelsel
Zenuwbanen die betrokken zijn bij onbewuste/onvrijwillige controle van lichaamsfuncties, zoals het kloppen van het hart. Bestaat uit sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel.
Sympathisch
Domineert tijdens inspanning (hartslag omhoog, ademhaling omhoog, activiteit spijsvertering naar beneden)
Parasympathisch
Domineert tijdens rust (hartslag naar beneden, rustiger ademen, spijsvertering aan het werk)
Sympathisch en parasympathisch
Bevriezen, ofwel fright
Blood Brain Barrier (BBB)
Beschermlaag om de hersenen heen die er voor zorgen dat bepaalde stofjes niet in de hersenen kunnen komen. Vetoplosbare stoffen, zoals hormonen kunnen dat soms wel.
Hersenen
Bestaat uit 4 delen: frontal, parietal, temporal, occipital
Voorkant
Anterior
Achterkant
Posterior
Onderkant
Ventral
Bovenkant
Dorsal
Neuronen
Hele kleine bouwstenen waar het zenuwstelsel uit is opgebouwd. Bestaat uit een dendriet, cellichaam en axonen. Neuronen reageren met elkaar.
Dendriet
Ontvangers van elektrische stroompjes
Cellichaam
Beslist of signaal groot genoeg is om door te geven. Heeft een kern waar DNA in zit.
Axon
Uitloper. Kan signaal doorgeven aan dendriet anderen neuronen.
Witte stof
Plek in de hersenen met veel neuronen met veel myeline schede
Grijze stof
Plek in de hersenen waar minder neuronen in zitten
Hormonen
Boodschappersstofjes die gemaakt worden door gespecialiseerde organen en klieren. Verspreiden door het bloed en komen target cells tegen (waar ze aan kunnen binden)
Hormonen meten
- Baseline vs reactie (begin waarde en waarde na reactie)
- toedienen van hormonen, bijv neusspray
- receptoren meten dmv epigenetica
Invasief
Als een instrument in het lichaam wordt gebracht en weefsel dus beschadigd raakt.