college 10 Flashcards

1
Q

marketingcommunicatie

A

“All instruments by means of which a company communicates with
its target groups and stakeholders to promote its products,
services, or the company as a whole”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

marketingcommunicatiematrix: reclame en …

A
  1. sponsoring
  2. point-of-purchase communicatie (in-store)
  3. sales promotions
  4. online marketingcommunicatie (reviews, gesponsorde websites)
  5. direct marketing (bellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

marketingcommunicatiematrix

A

onderscheid gemaakt tussen:
- themacommunicatie (reclame, sponsoring): beïnvloeden van koopgedrag via kennis en attitude
- actiecommunicatie (sales promotions, direct marketing): directe beïnvloeding van koopgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

reclame als MarCom instrument

A

= (massa)communicatie waarbij de zender de atttitude of het gedrag van de ontvanger wil beïnvloeden ten gunste van een product of dienst

  • massacommunicatie is niet persoonlijk
  • identificeerbare afzender
  • betaald
  • gecontroleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

themacommunicatie

A

= beïnvloeden van koopgedrag via kennis en attitude

  • werking van reclame –> werking van consumenten
  • diverse theorieën over beïnvloeding van attitude en gedrag
  • theorieën zijn onderling aanvullend
  • veel beïnvloedingsprocessen zijn onbewust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

priming

mere exposure

A

= enkel het (herhaaldelijk) oppvervlakkig waarnemen van een neutrale stimulus kan de waardering ervoor positief beïnvloeden

verklaring hiervoor is processing fluency

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

priming

processing fluency

A

= stimuli die reeds eerder zijn waargenomen, worden een volgende keer makkelijker verwerkt, ook als men zich niet bewust is van die eerdere waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe werkt priming

A
  • heeft alleen invloed op gedrag als de motivatie om dat gedrag te vertonen al aanwezig is
  • er moet gelegenheid zijn om het gedrag te kunnen vertronen, oftewel: de situatie motiveert om het gedrag te vertonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

priming

A

= activeren van concept door aanbieden van een stimulus, kan onbewust invloed uitoefenen op gedrag

twee manieren:
- subliminale priming
- supraliminale priming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

subliminale priming

A

= concept aanbieden onder de bewuste waarnemingsdrempel (achtergrondreclame tijdens een interview voetballer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

supraliminale priming

A

= concept aanbieden boven de bewuste waarnemingsdrempel
(groene kleur van drankje associeren we met biologische producten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

klassieke conditionering

A
  • Pavlov speeksel experiment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

conditionering met beroemdeheden

A
  • positieve gedachtes over bekende (ongestimuleerde stimulus)
  • reclame met bekende en product
  • positieve gedachtes over product (gestimuleerde stimulus)

= conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

celebrity endorsement

A

= positieve eigenschappen van beroemdheid oppelen aan product of merkt

reclame en beroemdheden zijn onlosmakend met elkaar verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kan een celebrity elk product aanprijzen?

A
  • een aantrekkelijke beroemdheid heeft alleen meerwaarde bij producten waarbij aantrekkelijkheid een relevante eigenschap is
  • product/advertising match-up hypothesis: beroemdheden zorgen alleen voor positievere evaluaties als ze eigenschappen bezitten die passen bij de eigenschappen van het product
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly