Col. 9: Instructie Flashcards
Instructie
- demonstratie (model), verbale instructie, verbale cues VOORAF aan het leren van iets nieuws
Obervational learning
- leren van een demonstratie/ model
- observeren van de invariante bewegingskenmerken, het coördinatiepatroon
- effect met name in eerste leerstadium
Point-light techniek
- onderzoek naar observational learning
- reeks afbeeldingen/video laten zien van beweging uitgevoerd in donker met lichtgevende markers op de gewrichten
- we kunnen de beweging herkennen
Expert model
- demonstratie laten uitvoeren door een expert
- geeft info over invarianten en gebruikte strategie
- effect in eerste leerstadium
- effect minder groot dat learner model
Learner model
- andere beginner gebruiken als model; leren in 2-tallen
- ontmoedigt imitatie, actief probleemoplossen, leren van de fouten van een ander
- mbv spiegelneuronen
- effect in eerste leerstadium
- effect groter dan expert model
All-prepractice timing
- timingpatroon voor geven van demo
- meerdere demo’s VOORAF geven
- hoog beginniveau, weinig vooruitgang, minder retentietest
Intersparsed timing
- timingpatroon voor geven van demo
- steeds 1 demo gevolgd door aantal trials, herhalen
- laag beginniveau, veel vooruitgang, minder retentietest
Combi timing
- timingpatroon voor geven van demo
- paar demo’s vooraf, dan paar keer oefenen, herhalen
- relatief hoog beginniveau, relatief veel vooruitgang, best op retentietest
Self-controlled demo’s
- timingpatroon voor geven van demo
- learner kan zelf aangeven wanneer demo wil
- blijkt dat in 5% van trials behoefte aan demo
Yoked
- timingpatroon voor geven van demo
- demo na random aantal trials
Cognitive mediation theorie (Bandura)
- Observeren van een demo vormt de basis voor maken van geheugenrepresentatie van de skill
- verloopt in 4 subprocessen; attention process, retention process, behaviour reproduction process, motivation process
Attention process
- 1e fase cognitive mediation theorie
- aandacht bepaalt welke info een learner uit de demo oppikt
Retention process
- 2e fase cognitive mediation theorie
- info uit demo transformeren en herstructureren tot geheugenrepresentatie
Behaviour reprocution process
- 3e fase cognitive mediation theorie
- geheugenrepresentatie vertalen naar actie
Motivation process
- 4e fase cognitive mediation theorie
- mate van motivatie om skill uit te voeren bepaalt competence vs performace
Dynamic view of modelen
- vanuit de DST; bij observeren worden relevante invariante coördinatie relaties voor de bewegingssturen opgepikt
- GEEN cognitieve processen voor geheugenrepresentatie nodig
External focus of attention
- tijdens uitvoering aandacht richten op effect van beweging op omgeving; het resultaat
Internal focus of attention
- tijdens uitvoering aandacht richten op eigen lichaam of subbewegingen
Action effect hypothesis
- acties worden het best gepland en gecoördineerd met en external focus of attention
Discovery learning
- verbale instructies met externe focus
- weinig info geven over de manier van uitvoeren, alleen over wat taak inhoudt
- betere prestatie in practice en transfer dan bij geven van uitvoeringsgerelateerde informatie
Verbale analogiën
= metaphoric imagery
- verbale instructies met externe focus
- gebruik van voorbeelden/ metaforen obv overeenkomsten met iets wat je al weer/kent als einddoel voor beweging
Constrained action hypothesis
- interne focus –> bewuste sturing, dat verstoort automatische bewegingssturingsprocessen
- interne focus –> ruimte om reeds geautomatiseerde skills te integreren
Implicit learning
- leren zonder dat je je ervan bewust bent wat je precies leert –> minder gevoelig voor invloed van stress/druk
- zonder explicite instructies over wat/wanneer/hoe te doen
- repetition without repetition –> invarianten ontdekken
Verbal cues
- korte statements om aandacht te richten of bepaald belangrijk aspect van beweging te initiëren
Speed-accuracy bias
- bij leren van nieuwe taak gaat nauwkeurigheid en snelheid ten koste van elkaar
- eerst focussen op nauwkeurigheid; patroon met juiste invarianten aanleren
- snelheid is dan een inputparameter voor dat patroon
Practice variability
- hoeveelheid variatie in beweging en/of context tijdens het oefenen van een skill
Constant practice
- GEEN practice variability
- oefenen met maar één variant van de beweging
Variable practice
- VEEL practice variability
- meerdere varianten van de skill oefenen
- 3 manieren: blocked, serial, random
- Schmidt’s schematheorie: meer variatie –> betere schema’s
- DST: meer exploratie –> vinden van meest optimale DOF-oplossing
Blocked practice
- bij variabel oefenen van meerdere varianten van dezelfde skill
- eerst blok met trials voor de ene variant, dan blok met trials voor de andere variant
Serial practice
- bij variabel oefenen van meerdere varianten van dezelfde skill
- vaste volgorde van de varianten steeds blijven herhalen
Random practice
- bij variabel oefenen van meerdere varianten van dezelfde skill
- in random volgorde afwisselen tussen alle varianten
- prestatie tijdens practice het slechtst, maar op transfertest het best
Stability hypothesis
- tijdens 1e leerfase (= verwerven basis coördinatiepatroon) is constant practice beter
Variability of practice hypothesis
- tijdens 2e leerfase (= parametersetting) is random practice beter
Intertrial variability
- mate van variabiliteit in regulatory conditions tijdens een normale uitvoering van de skill
- skill ZONDER intertrial variability (alleen bij bepaalde closed skills) –> in oefenen NIET varieren in regulatory conditions, wel in non-regulatory conditions
- skill MET intertrial variability (alle open skills en bepaalde closed skills) –> in oefenen BEIDE variëren
Contextual interference
- verstoring van de geheugenrepresentatie van de skill wanneer er meerdere skills tegelijk geoefend worden
- veel interference: random practice
- weinig interference: constant practice
- interference is groter bij taakvariaties met een ander timingpatroon
Contextual interference effect
- oefenen met veel contextual interference bevordert het leren
- slechtere prestatie tijdens practice, betere prestatie op retentie en transfer
Elaborative processing hypothesis
- verklaring voor contextual interference effect
- elke variatie op de skill die geoefend wordt zorgt voor uitbreiding van de geheugenrepresentatie
Action plan reconstruction hypothesis
= forgetting hypothesis
- tussen trials van dezelfde variatie wordt het actieplan steeds gedeeltelijk vergeten –> elke keer nadat je tussendoor een andere variatie geoefend hebt moet je het actieplan reconstrueren –> sterkere geheugenrepresentatie
Specificity of practice hypothesis
- prestatie op retentie en transfer is BETER naarmate er meer overeenkomsten zijn met de oefensituatie
- als zelfde sensorische info, zelfde omgeving, zelfde cognitieve processen
Overlearning
- meer oefenen dan noodzakelijk is om een bepaald prestatieniveau te kunnen halen
- GMP: overlearning versterkt de schema’s
- DST: overlearning vergroot stabiliteit patroon
Verminderde meeropbrengst
- méér oefenen dan en bepaalde hoeveelheid overlearning, dan NIET evenveel méér prestatietoename
Massed practice
- lange oefensessies, maar minder, met korte pauze
- intertrial interval (= rust) < duur van trial
- beste methode voor closed skills & discontinues skills
Distributed practice
- korte oefensessies, maar meer, met lange pauze
- intertrial intervan (= rust) > duur van trial
- beste methode voor open skills & continuous skills
Memory consolidation
- het naar het langetermijngeheugen zetten van het geleerde, vraagt een bepaalde tijd van rust
- vaak tijdens slaap
Taak complexiteit
- het aantal verschillende componenten en attention demands van een bepaalde skill
- veel componenten vraagt veel aandacht –> hoge complexiteit
Taak organisatie
- de mate van spatiële en temporele samenhang tussen de verschillende componenten, afhankelijkheid van elkaar
- componenten sterk afhankelijk van elkaar –> hoge organisatie
Continuous skills
- de beweging duurt langere tijd, hoge complexiteit
- gevoelig voor vermoeidheid
- distributed practice beter
Discrete skills
- hele korte handelingen, vaak milliseconden, lage complexiteit
- massed practice moeilijk realiseerbaar door korte duur van handeling
Fractionization
- alle componenten van de beweging los van elkaar oefenen, later als één geheel
- voor bewegingen met meerdere ledematen asymmetrisch bewegen
- beginnen met oefenen van meest complexe component
Segmentation
= progressive part method
= chaining method
- beginnen met een gedeelte van de beweging en daar steeds een stukje nieuw aan toevoegen
- reduceert attention demands
- voor bewegingen met relatief onafhankelijke componenten (lage organisatie)
Simplification
- variatie op whole-practice, maar dan van een vereenvudigde variant van de GEHELE beweging
- meerdere manieren van vereenvoudigen
Whole-practice
- beweging als één geheel oefenen
- voor lage complexiteit + hoge organisatie
Part-practice
- beweging in delen oefenen
- voor hoge complexiteit + lage organisatie
Attention approach
- voor bewegingen die alleen in GEHEEL geoefend kunnen worden
- aandacht focussen op één deel van de beweging
- heeft zowel de voordelen van whole- als part-practice
Miming
- doen alsof je een taak fysiek uitvoert, maar net niet helemaal
- niet zo waardevol voor leren ivm kleine verschillen in beweegpatroon
Mental practice
- cognitief repeteren van een bepaalde fysieke skil zonder fysieke bewegingen uit te voeren
- repeteren van bendigde cognitieve processen of procedures
- visuele of kinesthetische imagery
- voor skill-acquisitie (want zelfde problem-solving) of voorbereiden van uitvoering
Internal imagery
- visuele en kinesthetische imagery
- inbeelden vanuit je eigen perspectief, ervaren wat je normaal tijdens uitvoeren ook zou ervaren
External imagery
- visuele imagery
- inbeelden vanuit perspectief van observer die naar jou zou kijken
Imagery ability
- vermogen om “op commando” een actie in te beelden; levendigheid en mate van controle van beeld
- bepaalt effectvititeit van mental practice
Neuromusculaire hypothese
- verklaren werking mental practice
- overeenkomsten in neuromotor pathways; zelfde EMG-activatiepatronen
Hersenactiviteit hypothese
- verklaren werking mental practice
- neurofysiologische overeenkomsten tussen mental practice en uitvoering; zelfde breinactivatie
Cognitieve hypothese
- verklaren werking mental practice
- tijdens inbeelding moeten dezelfde vraagstukken opgelost worden als tijdens uitvoering