Col. 5: Houding, lopen, ballistische vaardigheden Flashcards

1
Q

Balanshandhaving

A
  • behouden van een positie en omvallen voorkomen
    !!! NIET houdingsregulatie !!!
  • alining body segments -> statische balans
  • righting the body -> dynamishe balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Postural control

A

= houdingsregulatie

- balanshandhaving + oriëntation control

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alining body segments

A
  • > statische balans

- in positie brengen lichaamsdelen op zo’n manier dat je in evenwicht blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Righting the body

A
  • > dynamische balans
  • in positie brengen van het hele lichaam tijdens het bewegen van een ene positie naar een andere, op zo’n manier dat je in evenwicht blijft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gallahue’s model MotOnt

A
= zandlopermodel
- Input= individu & omgeving 
- 4 fases binnen ontwikkeling:
     reflexieve movement fase
     rudimentaire movement fase
     fundamentele movement fase
     specialized movement fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reflex hierarchy approach

A
  • vanuit rijpingstheorie
  • houdingscontrole is reflexieve respons van motorische gebieden op sensorische input
  • twee typen reflexen, hiërarchie:
    1) righting reflexes
    2) equilibrium reactions
  • statisch: sommatie rekreflexen, alleen invloed zwaartekracht, geen anticipatie mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Systems approach

A
  • vanuit DST
  • houdingsregulatie obv postural synnergies en multimodale perceptie
  • dynamisch: resultaat meerdere, veranderende krachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Postural synnergy

A
  • anticiperen en reageren op perturbatie

- meerdere spieren/ segmenten als één geheel aansturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Moving room experiment

A
  • stilstaande room: v.a. 10 jaar zelfde sway als volwassenen

- bewegende room: alle leeftijden meer sway dan volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Locomotie

A
  • bewegingspatronen voor verplaatsen
  • 8 voetpatronen: rennen, lopen, leapen, springen, zijwaarts, gallop, hinkelen, huppelen
  • ontwikkelingsvolgorde obv hoeveelheid kracht en balans nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Body sway

A
  • lichtjes heen en weer zwaaien door continue kleine fluctuaties van COP-positie
  • neemt af bij meer sensorische input
  • neemt toe bij dubbeltaak of conflicterende info
  • neemt toe bij leren nieuwe houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Temporal phasing

A
  • timing tussen beide benen tijdens het lopen

- variabel bij net leren lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Spatial phasing

A
  • relatieve fase (= afstand) tussen beide benen tijdens het lopen
  • niet variabel: alle leeftijden lopen in anti-fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ballistic movement

A

= balvaardigheden; slaan, schoppen, gooien

  • explosieve beweginen die pieksnelheid bereiken kort na initiatie
  • bevatten back-swing
  • initiatie van proximaal naar distaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ramped movement

A
  • geleidelijke toename van versnelling, door geleidelijke toename van kracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Discontinuous movement

A
  • afwisselend toe- en afname van versnelling
17
Q

Ontwikkelingsprofiel

A

= developmental profile

  • combinatie van skillniveau’s die iemand heeft op alle onderliggende componenten van een bepaalde vaardigheid
  • fylogenetisch vs. ontogeneticsh profiel
18
Q

Fylogenetisch ontwikkelingsprofiel

A
  • bepaalde combinatie van skillniveau’s die iedereen op een bepaald moment bereikt
  • wel/niet ontwikkelen van dit niveau NIET beïnvloedt door ervaring
19
Q

Ontogenetisch ontwikkelingsprofiel

A
  • bepaalde combinatie van skillniveau’s die het merendeel van de mensen niet zal bereiken
  • individu-specifiek
  • wordt beïnvloedt door ervaring
20
Q

Manipulatieve vaardigheden

A
  • handelingen waarbij je handen en vingers gebruikt
  • reiken, grijpen, vangen
  • kan alleen vanaf een bepaalde mate vanaf (ev. externe) houdingscontrole
21
Q

Prereaching

A
  • 3-4 mnd: fase voorafgaand aan beginnen met reiken

- onhandige zwaaibewegingen richting een object

22
Q

Sweeping

A
  • 4-5 mnd: 1e fase in ontwikkeling reiken

- grote zwaaibeweging vanuit schouder

23
Q

Parabolic movement

A
  • 7 mnd: 2e fase in ontwikkeling reiken
  • schouder + elleboog
  • beetje correcties obv visuele input –> meerdere movement units
24
Q

Straight movement

A
  • 9 mnd: 3e fase in ontwikkeling reiken
  • hele arm
  • beweging als één vloeiend geheel
25
Q

Goal Equivalent Variability

A
  • variabiliteit in afzonderlijke gewrichtshoeken, maar einddoel wordt steeds wel bereikt
26
Q

Non Goal Equivalent Variability

A
  • variabiliteit in afzonderlijke gewrichtshoeken, einddoel wordt niet bereikt
27
Q

Halverson’s developmental sequence of grasping

A
  • kinderen steeds zelfde blokje van 1x1 inch aangeboden –> identificeren wat voor greep bij welke leeftijd
  • 10 opeenvolgende greeptypen, transitie op bepaalde leeftijd
28
Q

Newell

A
  • kritiek op Halverson’s sequence
  • hoe een kind een blokje vastpakt niet alleen afhankelijk van leeftijd, maar ook van antropometrie (grootte blokje tov hand)
29
Q

Interception skills

A
  • type manipulatieve handeling

- gericht op actief (= zelf ook bewegen!) onderscheppen of juist ontwijken van een bewegend object

30
Q

Constructivistisch gezichtspunt

A
  • o.a. Piaget
  • visuele input is essentieel voor reiken
  • visually guided reiken vs. visually elicited reiken
31
Q

Movement unit

A
  • subbeweging
  • 1 opeenvolgende acceleratie en deceleratie fase
  • hoe meer correcties, hoe meer movement units
32
Q

Soft-assemlby

A
  • (sub)bewegingen die voorkomen binnen een reikbeweging zijn variabel
  • GEEN vast motorprogramma die beweging exact beschrijft
33
Q

Power grip

A
  • greeptype waarbij een groot deel van de hand gebruikt wordt en dus veel kracht geleverd kan worden
  • hele hand vastpakken, in vuist klemmen
  • jongere kinderen powergrip
  • voor schijnbaar rigide objecten
34
Q

Precision grip

A
  • greeptype waarbij object vastgepakt wordt tussen 1/paar vingers en de duim
  • naar mate ouder –> transitie van power grip naar precision grip
  • voor schijnbaar vervormbare objecten
35
Q

Body scaling

A
  • moment van transitie van power naar precision grip afhankelijk van ratio grootte hand en object
  • object/hand=0,6 –> transitie
  • niet leeftijdsafhankelijk!
36
Q

Perservative behaviour

A
  • een tool wordt geassocieerd met een specifieke handeling –> altijd die tool op die manier (die hand en die greep) proberen te gebruiken (ook als niet functioneel in situatie)