Co. 8: Motorisch leren Flashcards

1
Q

Performance

A

= motorisch gedrag dat iemand op een bepaald moment in een bepaalde situatie laat zien

  • direct observeerbaar
  • Tijdelijk, momentopname
  • wordt beïnvloed door performance variabelen
  • niet persé gevolg van training
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Motorisch leren

A

= veranderingen in het vermogen om een bepaalde skill uit te kunnen voeren
= skill acquisitie
- niet direct observeerbaar
- permanent
- wordt NIET beïnvloed door performance variabelen
- gevolg van training

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Performace variabelen

A
  • factoren die beïnvloeden welk skillniveau een persoon laat zien in een bepaalde situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Performance characteristics

A
  • eigenschappen van de performance, geven informatie over motorisch leren
  • improvement
  • consistancy
  • stability
  • persistence
  • adaptability
  • reduction in attention demand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Improvement

A
  • het skillniveau van de performance neemt toe tov momenten eerder in tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Persistence

A
  • goede uitvoering van de skill blijft over langere tijd behouden (morgen en volgende week kan iemand ook nog goed presteren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Consistancy

A
  • mate van variabiliteit in de performance in een normale context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stability

A
  • mate van variabiliteit in de performance onder invloed van perturbaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Performance curve

A
  • motorisch leren meten: improvement + consistancy
  • plot van skillniveau tegen tijd
  • outcome measures: uitkomsten van meerdere trias gebruikt voor skillniveau
  • kinematic measures: kinematische parameters gebruiken voor skillniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Retentietest

A
  • motorisch leren meten: persistance

- na retentie-interval waarin niet geoefend werd nog een keer skill uitvoeren en niveau bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transfertest

A
  • motorisch leren meten: stability + adaptability

- na periode van oefenen dezelfde skill uitvoeren in een andere context OF een variatie op de skill uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Coordination dynamics

A
  • motorisch leren meten: consistance + stability
  • grafische weergave van coördinatiepatroon; overgang naar nieuw patroon zorgt voor instabiele fase
  • obv DST
  • illustreert warming-up decrement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dubbel task

A
  • motorisch leren meten: attention demands

- skill laten uitvoeren tegelijk met interfererende dubbeltaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Power law of practice= power law of skill aquisition

A
  • improvement bij motorisch leren volgt een exponentieel verband
  • afhankelijk van manier van meten negatively accelerating of positively accelerating
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Warming-up decrement

A
  • wordt gezien bij coordination dynamics

- als een nieuw patroon geleerd, dan bij volgende oefensessie eerst weer even afname van niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Motor teaching

A
  • instructieproces; hoe kan een bepaalde vaardigheid het best worden aangeleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Schematheorie Schmidt

A
  • verklaringsmodel voor motorisch leren
  • elke beweging komt voort uit een GMP, kan passend gemaakt worden dmv invullen van parameters
  • nieuwe beweging obv GMP aangeleerd -> opgeslagen in recall-schema en recognition schema voor volgend gebruik
  • essentiële informatie: KR, sensorische consequenties, initiële condities, parameter waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Fitts&Poster 3 fasen model

A
  • model voor fasen die doorlopen worden tijdens Mot.Lr
  • obv Schematheorie Schmidt
  • graduele opvolging 3 fases obv eigenschappen van de beweging: cognitief, associatief autonoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cognitieve fase

A
  • 1e fase uit model Fitss&Posner
  • verwerven van een basis coördinatiepatroon; wat nodig + hoe uitvoeren
  • bewegingen langzaam, inefficiënt, inconsistent
20
Q

Associatieve fase

A
  • 2e fase uit model Fitts&Posner
  • verfijnen van het coördinatiepatroon, variëren met parameters
  • bewegingen iets vloeiender en meer consistent
21
Q

Autonome fase

A
  • 3e fase uit model Fitts&Poster
  • automatiseren van het coördinatiepatroon, correcte foutdetectie
  • Bewegingen cacuraat, consistent, efficiënt
22
Q

Gentile’s 2 fasen model

A
  • model voor fasen die doorlopen worden tijdens Mot.Lr
  • obv Schematheorie Schmidt
  • 2 opeenvolgende fases obv het DOEL van de learner in die fase; initial stage, later stage
23
Q

Initial stage

A
  • 1e fase uit model Gentile
  • doel is verwerven van een coördinatiepatroon + leren herkennen regulatory/nonregulatory conditions (exploreren)
  • bewegingen inconsistent en ineffiënt
24
Q

Later stage

A
  • 2e fase uit model Gentile
  • doel afhankelijk van type skill!!
  • closed skills: fixatie (-> consistentie)
  • open skills: diversificatie (-> adaptabiliteit)
  • beide: reductie attention demand
25
Q

Bernsteins theorie

A
  • verklaringsmodel voor motorisch leren

- motorisch leren= masteren van DOF, beweging is altijd vaiabel

26
Q

Newell’s 3 fasen model

A
  • model voor fasen die doorlopen worden tijdens mot.lr

- 3 fasen obv manier van DOF controleren; verkrijgen coordinative structure, controle fase, optimalisatie fase

27
Q

controle fasae

A
  • 2e fase uit model Newell

- verworven patroon afstemmen op omgeving door variëren parameters

28
Q

optimalisatie fase

A
  • 3e fase uit model Newell

- efficiëntie en flexibiliteit door dynamisch integreren reactiekrachten

29
Q

Positive transfer

A
  • het beheersen van een eerder geleerde vaardigheid heeft een positief effect op het aanleren van een bepaalde vaardigheid
30
Q

Negative transfer

A
  • het beheersen van een eerder geleerde vaardigheid heeft een negatief effect op het aanleren van een bepaalde vaardigheid
  • als zelfde componenten, maar andere spatiële of timing structuur
  • vooral in beginstadium, vaak tijdelijk
31
Q

Zero transfer

A
  • een eerder geleerde vaardigheid beïnvloedt het aanleren van een nieuwe vaardigheid niet
32
Q

Bilateral transfer

A
  • er is transfer van de ene naar de andere hand; als een vaardigheid met de ene hand aangeleerd wordt, gaat de andere hand ook vooruit
  • kan symmetrisch of asymmetrisch
33
Q

Symmetrische transfer

A
  • het maakt niet uit of de vaardigheid eerst met de voorkeurshand of met de niet-voorkeurshand wordt aangeleerd; de mate van transfer is even groot/klein
34
Q

Asymmetrische transfer

A
  • het maakt WEL uit of de skill eerst met de voorkeurshand of eerst met de niet-voorkeurshand wordt aangeleerd
  • meestal transfer van voorkeur naar niet-voorkeur groter dan andersom
35
Q

Performance plateau

A
  • periode waarin er geen improvement geobserveerd wordt

- door transitiefase, motivatie, aandacht, vermoeidheid, plafond-effecten

36
Q

Regulatory condition

A
  • uit model van Gentile
  • eigenschap van de omgeving/context waar de beweging op afgestemd moet worden
  • hier moet aandacht aan besteed worden
37
Q

Non-regulatory condition

A
  • uit model van Gentile
  • eigenschap van de omgeving/context die geen directe invloed heeft op het bewegingspatroon
  • niet zinvol om hier aandacht op de richten
38
Q

Transfer of learning

A
  • pricipe; alle niwe leren is obv dingen die reeds geleerd zijn
  • kan faciliterend (positief) of tegenwerken (negative)
39
Q

Sequencing of skills

A
  • effectief leerklimaat creëren obv transfer principes: vaardigheid aanleren door sequenties te maken van oplopende moeilijkheid
40
Q

Similarity of skill en context

A
  • hypothese voor verklaren transfer
  • transfer treedt op bij overeenkomstige COMPONENTEN in de uitvoering
  • -> identical elements theorie
41
Q

Identical elements theorie

A
  • transfer treedt op bij overeenkomsten in ELEMENTEN
  • similarity of skill components
  • similarity of context components
42
Q

Element

A
  • algemene eigenschap van context, skill of mentale processen
43
Q

Similarity in processing recuirements

A
  • hypothese voor verklaren transfer
  • transfer treedt op bij overeenkomstige cognitieve PROCESSING
  • > transfer appropriate processing theory
44
Q

Transfer appropriate processing theory

A
  • transfer treedt op als de cognitieve processing van informatie op dezelfde manier verloopt
45
Q

Retroactive negative transfer

A
  • een voorheen stabiel beweegpatroon wordt instabiel na het leren van een nieuw beweegpatroon
46
Q

learning how to learn

A
  • door veel variabel oefenen algemene principes afleiden over hoe JIJ het beste iets nieuw kunt leren
47
Q

Plasticiteit

A
  • vermogen van het brein om te veranderen in structuur en functie/activiteit
  • 2 corticale circuits die rol spelen bij Mot.lr