Col. 7: DCD, ACD, meetinstrumenten Flashcards

1
Q

Developmental Coordination Disorder (DCD)

A
  • Stoornis in perceptie-actie koppeling, onbekende oorzaak
  • Choreiforme bewegingen, te veel mirrormovements, verminderde fysieke fitheid
  • onhandige en ongecoördineerde bewegingen, niet leren van eigen fouten, achterstand alle motorische gebieden
  • obv 4 criteria uit DSM-5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heterogeniteit (DCD)

A
  • grote variatie in symptomen tussen kinderen met DCD

- bemoeilijkt diagnostiek; niet één karakteristiek patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Choreiforme bewegingen

A
  • dansachtige, zwaaiende bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mirrormovements

A
  • met Li en Re dezelfde beweging uitvoeren (in spiegelbeeld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Internaliserende problemen

A
  • nevenprobleem bij DCD

- angst en depressiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cognitive Orientation to daily Occupational Performance (CO-OP)

A
  • taakgeoriënteerde behandelmethode DCD
  • kind een cognitieve oplossingsstrategie aanleren om eigen motorisch handelen te verbeteren
  • goals-plan-do-check
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neuromotor Task Training (NTT)

A
  • taakgeoriënteerde behandelmethode DCD

- specifieke problematische taken oefenen; heel vaak herhalen en ook variaties oefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Neuro Developmental Treatment (NDT)

A
  • stoornisgeoriënteerde behandelmethode DCD

- normaal beweegpatroon blijven herhalen (zonder variatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Error model

A
  • identificeren op wat kinderen met atypische ontwikkeling NIET kunnen tov TD kinderen
  • > interventie: AD kinderne in TD-beweegpatroon forceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Developmental model

A
  • focus op wat een kind nu kan, wat hoe vroeger kan en hopelijk in te toekomst zal kunnen
  • > interventie gericht op verbeteren tov huidige niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Constraints model

A
  • individuele constraints identificeren en kijken hoe deze de beweging/ontwikkeling beïnvloeden
  • > interventie gericht op constraints veranderen zodat verder ontwikkelen mogelijk wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Norm-referenced test

A
  • test waarvoor uit grote testgroep de prestaties hiërarchisch geordend zijn –> percentielnormen bepalen voor grens tussen normale prestatie en afwijkende prestatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Criterion-referenced test

A
  • valt prestatie in bovenste 50% van scores –> pass
  • valt prestatie in onderste 50% van scores –> fail
  • -> motorisch niveau bepalen obv welke motorische prestaties wel/niet behaald zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Product-oriented test

A
  • test waarbij een product-score gemeten wordt; de uitkomst van de beweging KWANTITATIEF meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Process-oriented test

A
  • test waarbij de uitvoering van de beweging KWALITATIEF gemeten wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

APGAR test

A

= Aperance, Pulse, Grimas, Activity, Respiratory

- bij pasgeboren kinderen functioneren van CNS controleren

17
Q

Bayley Scales of Infant Developement (BSID-3)

A
  • norm-referenced
  • <3 jaar
  • motorisch, cognitief, taal
18
Q

Alberta Infant Motor Scale (AIMS)

A
  • obv observatie
  • <3 jaar
  • grove motoriek
19
Q

van Wiechenschema

A
  • <4 jaar

- motoriek, communicatie

20
Q

Gross Motor Function Measure (GMFM)

A
  • ICF- activities voor CP
  • meet VERANDERINGEN in grove motoriek
  • 88 items; mot. mijlpalen bepalen
21
Q

Gross Motor Function Classification Scale (GMFCS)

A
  • ICF- activities voor CP

- classificatie voor mate van beperking

22
Q

Pediatric Evaluation of Disability Inventory (PEDI)

A
  • ICF-activities & participation CP
  • onderscheidt capaciteit en performance
  • mobiliteit, zelfverzorging, sociaal functioneren
23
Q

Movement-ABC

A
  • ICF-activities voor DCD en TD
  • handvaardigheid, balvaardigheid, balans
  • v.a. 5 jaar diagnostiek DCD
24
Q

Bruininks-Oseretsky test

A
  • ICF-activities voor DCD en TD

- heel breed; oa ontwikkeingsniveau en fitheid

25
Q

Test of Gros Motor Development

A
  • ICF-activities voor DCD en TD
  • meet KWALITEIT van grove motoriek
  • baalvaardigheid, locomotieskills
26
Q

DCDDailty

A
  • ICF-activities voor DCD
  • meet capaciteit ADL + vragenlijst ouders
  • voor diagnostiek
27
Q

Children’s Assessment of Participation and Enjoyment (CAPE)

A
  • ICF-participation voor DCD en CP
  • vragenlijst over participatie buitenschoolse
    activiteiten CP
28
Q

Preferences for Activities of Cildren (PAC)

A
  • ICF-participation voor DCD, CP en TD

- brengt voorkeuren van kind voor bepaalde activiteiten in beeld

29
Q

Interventie

A
  • programma om motorische ontwikkeling te bevorderen bij zowel AD als TD!
  • kan zowel KWANTITATIEVE als KWALITATIEVE verbetering
  • effect op lange termijn afhankelijk van skill
30
Q

Perceived competence

A
  • idee van kind over hoe goed het in staat is bepaalde taken uit te voeren
  • negatieve reacties uit omgeving –> lagere perceived competence
  • beïnvloedt welke activiteiten + hoe vaak + welke gekozen moeilijkheidsgraad oefenen
31
Q

Student centered instructioneel klimaat

A
  • kind krijgt veel autonomie over eigen leerproces
32
Q

Mastery motivational climate

A

= student centered

  • binnen interventie kan kind zelf kiezen hoe vaak, hoe lang en op wat voor moeilijkheidsgraad wil oefenen
  • bevordert perceived competence en locomotie skills MEER dan teacher centered
  • bevordert manipulatieve vaardigheden NET ZO VEEL als teacher centered
33
Q

Teacher centered instructioneel klimaat

A

= low autonomy

  • kind krijgt weinig autonomie; iemand anders bepaalt wat er geoefend moet worden, hoe lang, hoe vaak en op wat voor niveau
  • bevordert manipulatieve vaardigheden NET ZO VEEL als student centered
34
Q

General abilities approach

A
  • DCD interventies gericht op trainen van ALGEMENE perceptuele motorische capaciteiten om de algemene ontwikkeling van motorische skills te bevorderen
35
Q

Sensorische integratie approach

A
  • DCD interventies gericht op trainen van sensorimotorische integratie om de algemene ontwikkeling van motorische skills te bevorderen
36
Q

Specific skills approach

A
  • DCD interventies gericht op taak specifiek trainen van motorische controle en leer processen om de ontwikkeling van specifieke motorische skills te bevorderen
  • meest effectief!