Col. 9- Cognitive performance techniques Flashcards

Boek H14, 16, 17

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Interne afleiders

A

interne processen –> afleiding, o.a. door stress/anxiety

  • gedachten
  • vermoeidheid
  • inadequate motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Self-talk

A

elke statement of gedachte over jezelf

  • Functie: motivationeel/ instructioneel
  • Aard: positief/ negatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ironic processing

A

negatieve zelfspraak; proberen iets NIET te doen zorgt ervoor dat het juist WEL gebeurt

  • roze olifant
  • -> GEEN ontkenningen gebruiken in zelfspraak; goed oefenen!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Typen doelen

A
  • objectief/ subjectief toetsbaar

- outcome/ performance/ process (= task)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Outcome doel

A

gericht op bepaalde uitkomst van gedrag, vaak in relatie tot anderen
- bijv. ik wil deze race in de top 5 eindigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Performance doel

A

in relatie tot eigen niveau

- bijv. ik wil deze race 10km/h lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Proces doel

A

= taak doel = deel-actie die nodig is om succes te bereiken; gericht op manier waarop vooruitgang creëren
- bijv. ik wil snellere passen zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Imagery

A

= visualisatie = mentale oefening = symbolishe traininge, = een (sensorische)ervaring (re)creëren in hoofd, sub-typen:

  • functie: motivationeel/ cognitief
  • situatie: specifiek/ algemeen
  • -> teams: imagery –> taak EN sociale cohesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inbeeldingsvermogen

A

Hoe goed je in staat bent tot imagery, obv:

  • vividness; levendigheid/ kwaliteit van beeld
  • controlability; kun je beeld laten verlopen zoals jij wilt
  • -> meten obv vragenlijst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Psychoneuromusculair theory

A

fysiologisch: imagery –> kleine neuromusculaire activaties –> motorische skill leren/ ontwikkelen
- interpretatie image –> fysiologische respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Symbolic learning theory

A

fysiologisch; imagery –> beweegpatronen begrijpen en vergaren –> blueprint voor motorprogramma
- situaties voorbereiden –> herkennen –> effectief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bioinformational theory

A

fysiologisch; image = resultaat van breinactiviteit op voorstellen specifieke stimulus eigenschappen EN resulterende fysiologische reacties op de stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Triple code model: ISM

A

psychofysiologisch; effect van image is afhankelijke van interpretatie die aan beeld gekoppeld is: Image –> Somatic response –> Meaning

  • Image: kwaliteit ven beeld
  • Somatic response: fysiologische reactie
  • Meaning: interpretatie respons –> betekenis voor individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Attention-arousal set theory

A

psychologisch werkingsmechanisme: imagery –> instellen optimale arousal niveau –> bereiken optimaal niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychological skills hypothesis

A

psychologisch werkingsmechanisme: imagery –> zelfvertrouwen + concentratie + reduceert anxiety

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Motivational function

A

psychologisch werkingsmechanisme: imagery –> focus op positieve uitkomsten –> motivatie

17
Q

PETTLEP

A

effectief integreren imagery in trainingsprogramma:

  • Physical
  • Envirionment
  • Task
  • Timing
  • Learning
  • Emotion
  • Perspective
18
Q

Imagery on the go

A

imagery-oefeningen doen tijdens alledaagse bezigheden en/of reizen

19
Q

Kinesthetic sense

A

imagery; feeling of the body as it moves

20
Q

5 dimensies van imagery

A
  • modaliteit: welke zintuigen
  • perspectief: intern/ extern
  • hoek (bij extern perspectief)
  • agency: wie voert het gedrag uit (jijzelf/ tegenstander)
  • deliberation: mate van spontaniteit van beeld (hoeveel moeite kost het inbeelden)
21
Q

Vividness

A

levendigheid; hoeveelheid details, welke zintuigen, zo dicht mogelijk bij werkelijkheid

22
Q

Controleerbaarheid

A

vermogen om image te manipuleren –> fouten in image corrigeren ipv herhalen of context van uitvoering skills veranderen etc

23
Q

Positieve/ negatieve imagery

A
  • image is van goede/ gewenste situatie

- image bevat fouten/ herhaling van situatie waarin het mis ging

24
Q

Objectief doel

A

doel voor specifieke, meetbare hoeveelheid vooruitgang in bepaalde tijd

25
Q

Subjectief doel

A

= statement van intentie; niet meetbaar, algemeen, globaal doel, niet aan tijdsbestek gebonden

26
Q

Indirect thought-process view

A

goal-setting heeft indirecte invloed op prestatie; via zelfvertrouwen en anxiety

27
Q

Direct mechanistic view

A

goal-setting heeft directe invloed op prestatie, via 4 manieren:

  • aandacht richten op relevante elementen van skill
  • mobiliseren van inzet
  • vergroten veerkracht
  • stimuleert ontwikkeling (nieuwe) leerstrategieën
28
Q

Mastery- approach doelen

A

doelen gericht op het verkrijgen van bepaalde skills/resultaten; zelfverbetering
- bijv. ik wil harder lopen dan vorige week

29
Q

performance- avoidance doelen

A

doelen gericht op het NIET behalen van een bepaald resultaat

- bijv. ik wil NIET langzamer lopen dan vorige week

30
Q

Group goals

A

doelen die VANUIT het team afkomstig zijn, gericht op verkrijgen van bepaald niveau van functioneren

  • team doelen voor het team (wij willen de competitie winnen)
  • team doelen voor een individu (wij willen dat de keeper meer ballen gaat tegenhouden)
31
Q

Individuele doelen

A

doelen die VANUIT het individu afkomstig zijn;

  • individuele doelen voor het individu (ik wil meer ballen gaan tegenhouden)
  • individuele doelen voor het team (ik wil met mijn team kampioen worden)