Col. 7- Personality & Self-confidence Flashcards

Boek H3+15

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Persoonlijkheid

A

som van persoonlijke kenmerken, -> gewoonlijke manier van interactie met omgeving

  • psychische kern
  • typische responses
  • rol-gerelateerd gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eigenschap (trait)

A

relatief stabiele predispositie voor bepaald gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Staat (state)

A

tijdelijke innerlijke intentiteit die gedrag op bepaald moment bepaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychische kern

A
  • intern & stabiel

- interesses, motieven, waarden, geloof in jezelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Typische responses

A

consistente respons op specifieke sociale situaties

- tussen intern/extern en stabiel/dynamisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rol-gerelateerd gedrag

A
  • extern & dynamisch

- gedrag aangepast op situatie op dat moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychodynamische benadering

A
  • Freud
  • gedrag obv hoe conflicten tussen onbewuste, interne gedragsdeterminanten oplossen:
    * instinctieve driften (=id)
    * moraal bewustzijn (=superego)
    * bewuste persoonlijkheid (=ego)
  • psycho-analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Trait approach

A
  • eigenschappen zijn als bouwstenen van gedrag, -> gedrag is voorspelbaar
  • verhouding Big 5 in persoonlijheid –> gedrag
    * extraversie
    * vriendelijkheid (agreeableness)
    * zorgvuldigheid (conscentiousness)
    * emotionele stabiliteit (vs. neuroticism)
    * openheid ervaringen/ intelligentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Situational approach

A
  • gedrag wordt voor overgrote deel bepaald door situatie en omgeving, –> o.a. social learning en werking bekrachtigers
  • invloed traits minimaal als invloed van omgeving maar groot genoeg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interactional approach

A
  • situatie EN traits bepalen SAMEN gedrag
  • bepaalde traits worden wel/ juist niet getriggerd in bepaalde situatie
  • veel gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fenomenologische benadering

A
  • niet situatie factoren zelf, maar INTERPRETATIE + traits –> gedrag
  • bijv. SD-theorie, achievement goal theorie, self-efficacy theorie
  • cognitieve skills beïnvloeden succes van gedrag
  • veel gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Biopsychosociale theorie

A
  • persoonlijkeid obv dynamische interacties tussen bio-, psycho- en sociale factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mental Health model

A

succelvolle sporters hebben een positieve mental health: ijsberg profiel in POMS-test

  • spanning lager
  • depressie lager
  • boosheid lager
  • vigor hoger
  • vermoeidheid lager
  • verwarring lager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelfvertrouwen

A

overtuiging dat je een bepaalde gedraging succesvol kan uitvoeren

  • state zelfvertrouwen
  • trait zelfvertrouwen
  • multidimensioneel: mate kan verschillend zijn voor verschillende dimensies (fys/ psych/ perceptie/ potentie etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Person cues

A

verwachtingen over prestatie van iemand obv eigenschappen van die persoon (bijv gespierde armen –> die zal wel sterk zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Performace info

A

verwachtingen over prestatie obv eerdere prestaties in wedstrijd en/of training

17
Q

Self- efficacy

A

perceptie van vermogen om taak succesvol uit te kunnen voeren, team of persoon

  • self-regulatory efficacy
  • lerning-efficacy
  • decision-making efficacy
  • coping efficacy
  • sel-presentational efficacy
  • other-efficacy
18
Q

Self-efficacy theorie

A

Self-efficacy + werkelijke capaciteiten + motivatie –> succes

19
Q

Collective efficacy

A

gedeelde overtuiging over capaciteiten van functioneren als team

  • collective task efficacy
  • collective interdependance efficacy