Clase 9 Flashcards
0
Q
Aannemen, op zich nemen, veronderstellen
A
Asumir
1
Q
De meerderheid- minderheid
A
La mayoria- menoria
2
Q
Bij elkaar brengen, combineren
A
Aunar
3
Q
Groeiend
A
Creciente
4
Q
Zorgen voor
A
Cuidar de
5
Q
Genieten van
A
Disfrutar de
6
Q
Een handje helpen
A
Echar una mano
7
Q
Ik hoop, hopend dat..
A
Olala
8
Q
Kon ik maar
A
Ojala pudiera
9
Q
Werkloos blijven
A
Quedarse en paro
10
Q
Van school ophalen
A
Recoger del cole
11
Q
De taken verdelen
A
Repartir las tareas
12
Q
Doen schrikken, bang maken
A
Asustar
13
Q
Onzin, stommigheden, flauwekul
A
Las tonterias
14
Q
Stappen op, betreden, stampen
A
Pisar
15
Q
Stil ,rustig
A
Quieto
16
Q
Knipperen, flikkeren
A
Parpadear
17
Q
Misleiden , op dwaalspoor zetten
A
Despistar