A-continue Flashcards
0
Q
De zak
A
El costal
1
Q
Wol
A
Lana
2
Q
Rusten, naar bed gaan
A
Accostarse
3
Q
Vasthouden, beethouden
A
Agarrar
4
Q
Pakken, aannemen (van baan)
A
Coger
5
Q
Eruit halen/trekken
A
Arrancarse
6
Q
Acabar
Acabar de
A
Eindigen, klaar zijn
Net klaar zijn met iets
7
Q
Het katoen
A
El algador
8
Q
De schaar
A
Las tijeras
9
Q
Ontruimen, deblokkeren, opruimen
A
Despejar
10
Q
Ontwaken, wakker worden
A
Despertar
11
Q
Draaien
A
Arrollar
12
Q
Bijwonen
A
Assistir
13
Q
De stofzuiger
A
La aspiradora
14
Q
Moedig
A
Valiente
15
Q
Gewiekst
A
Astuta
16
Q
Durven
A
Atreverse
17
Q
Absent, niet aanwezig zijn
A
Ausente
18
Q
Wiens/wier (van wie)
A
Cuyas
19
Q
Zich schamen
A
Avergonzarse
Me averguenzo
20
Q
Soms
A
A veces
21
Q
Vaak
A
A menudo
22
Q
Blauw
A
Azul
23
Q
Geel
A
Amarillo
24
Q
Verzamelen, oppakken
A
Recoger
25
Q
Behandelen
A
Manejar