citeren en parafraseren Flashcards

1
Q

erlebte rede/semidirecte rede/vrije indirecte rede

A
  • tussenvorm tussen directe en indirecte reden
  • woordvolgorde van directe rede, maar persoon en tijd van ww van indirecte reden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

directe rede

A

Ze dacht: Wat zien die cupcakes er lekker uit!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

indirecte rede

A

Ze vond dat die cupcakes er lekker uitzagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

semidirecte rede

A

Wat zagen die cupcakes er lekker uit!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

citaat

A

letterlijk overgenomen passage uit een publicatie en staat doorgaans in de directe rede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

parafrase

A

weergave in eigen woorden van een passage, staat in indirecte rede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer leestekens behoren tot geciteerde uitspraak

A

tussen aanhalingstekens, anders erbuiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mag er na een afsluitend aanhalingsteken nog een punt komen?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

opletten bij weergeven van gedachte

A

geen aanhalingstekens -> Sasha dacht: ik heb honger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly