beeldtaal Flashcards
1
Q
beeldtaal
A
relatie tussen maker, gebruiker en kijker
2
Q
visuele geletterdheid
A
betekenis lezen, doel interpreteren
3
Q
visuele geletterdheid maker
A
effect van het beeld
4
Q
visuele geletterdheid gebruiker
A
interpretatie
5
Q
kadrering long shots
A
decor
6
Q
kadrering medium shot
A
personage + decor
7
Q
kadrering close-up
A
intiem, gevoelens
8
Q
subjectieve pov
A
- vogelperspectief
- over-shoulder
- POV personage
9
Q
doel subjectieve pov
A
betrokkenheid creëren
10
Q
objectieve pov
A
ooghoogte, neutraal
11
Q
compositie: de gulden snede
A
de perfecte verhouding binnen je beeld
12
Q
compositie plaatsing
A
rechts
13
Q
compositie: vluchtlijnen
A
lijn waar je oog direct op valt
14
Q
compositie: closure
A
zelf invullen wat je niet ziet (krijgt suggestie wat gebeurt, niet zeker)
15
Q
A