Chapter 4 Flashcards
How laat is het?
1
Q
What time is it?
A
Hoe laat is het? Het is…
2
Q
11:10
A
Tien over elf
3
Q
11:15
A
Kwart over elf
4
Q
11:30
A
half twaalf
5
Q
11:45
A
kwart voor twaalf
6
Q
The train to Leuven leaves at…
A
De trein naar Leuven vertrekt om
7
Q
Excuse me, can I ask you something?
A
Excuseer, mevrouw/meneer, mag iets vragen?
8
Q
Can you repeat please?
A
Wat zegt u? /Wablieft
9
Q
Please
A
Alstublieft
10
Q
06-12
A
’s morgens
11
Q
12-18
A
’s middags
12
Q
18-24
A
’s avonds
13
Q
00-06
A
’s nachts
14
Q
I go to Prague with the train
A
Ik ga met de train naar Praag
15
Q
What time does the train to Brussels leave?
A
Hoe laat vertrekt de trein naar Brussel?