ch8 Flashcards

1
Q

waarom wordt er naar de motoriek gekeken?

A

Motoriek is heel goed waarneembaar en studeerbaar. Als er iets mis is bij een kind, zien we dit vaak het vroegst in het motorisch functioneren en niet in bijv. het cognitief functioneren. Als zich problemen voordoen vroeg in de motorische ontwikkeling, is dit vaak een aanwijzing dat er later problemen zichtbaar gaan worden in andere domeinen van de ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Achterstand

A

het later bereiken van motorische mijlpalen dan leeftijdsgenootjes.
o Kwantitatief: behoort het kind bij de laagste 5% van de kinderen qua ontwikkeling?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stoornis

A

afwijkende symptomen, bewegingsgedrag of ontwikkelingsvolgorde.
o Kwalitatief:dekwaliteitvanbewegen,matevanvloeiendheid.
Dus: een achterstand berust op kwantitatieve en een stoornis door kwalitatieve metingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Motorische ontwikkeling

A

verandering van bewegingsgedrag in de tijd en de processen die daaraan ten grondslag liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom is de motoriek van kinderen een complex systeem?

A

Motoriek van kinderen is een complex
systeem, omdat er vanuit het kind zelf en vanuit de omgeving veel factoren zijn die de motorische ontwikkeling beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

is de motorische ontwikkeling een dynamisch proces of een lineair proces?

A

een dynamisch proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inter-individuele variabiliteit

A

er zijn enorme
individuele verschillen tussen kinderen, bijv. in
het behalen van motorische mijlpalen 
vroege lopers zijn 8 maanden oud, late lopers
18 maanden. Als kinderen extreem langzaam zijn in het behalen van de mijlpalen, is dit mogelijk een voorspeller voor problemen in later motorisch en cognitief functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intra-individuele variabiliteit

A

verschillen binnen een kind. De variabiliteit binnen een individu kan erg groot zijn bij de motorische ontwikkeling.
Om iets te kunnen zeggen over de ontwikkeling van een kind, zijn herhaalde metingen nodig, omdat de ontwikkeling niet-lineair is en de inter- en intra-individuele variabiliteit groot is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom willen we een vroegtijdige onderkenning?

A

Wat we eigenlijk willen is vroegtijdige onderkenning en zo vroeg mogelijk interventie, om te kijken of we de motorische ontwikkeling, stoornis of achterstand kunnen beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke fases bestaat de vroegtijdige onderkenning?

A
  1. Screening (consultatiebureaus). Als er hier uitval is op een vragenlijst of test, is er mogelijk sprake van een probleem.
  2. Herhaald onderzoek nodig om fout-positieven te voorkomen.
  3. Verwijzing naar een specialist voor beoordeling stoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de doelen van diagnostiek bij motorisch functioneren?

A
  • Identificerenvan (mogelijke) achterstand of stoornis in motorische ontwikkeling (screenen)
    • Bepalen van het niveau van motorisch functioneren (ontwikkeling in kaart brengen).
  • Monitoren van de motorische ontwikkeling en evaluatie effect van interventie.
  • Voorspellen van motorisch functioneren op latere leeftijd. Kinderen die op jonge leeftijd
    een motorische achterstand of stoornis hebben, hebben dat op latere leeftijd meestal
    ook.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Screeningsinstrumenten voor vroegtijdige onderkenning van motorische problemen Van Wiechenonderzoek (VWO)

A

Dit is een screeningsinstrument dat wordt gebruikt door JGZ-artsen bij consultatiebureaus. Doelgroep: kinderen van 0-4 jaar. Drie domeinen: 1) Fijne motoriek, adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag; 2) Communicatie; 3) Grove motoriek. Bij kinderen van 0-2 jaar wordt een D(evelopmental)-score gemaakt op basis van een statistische methode van meerdere meetmomenten. Deze score is een goede voorspeller van een cognitieve ontwikkelingsachterstand op leeftijd 5-10 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Diagnostiek bij kinderen met motorische beperkingen
Binnen deze diagnostiek zijn twee soorten te onderscheiden:

A

Motorische problemen bij kinderen met een aantoonbare neurologische afwijking:

Motorische problemen bij kinderen zonder aantoonbare neurologische afwijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Motorische problemen bij kinderen met een aantoonbare neurologische afwijking:

A
  • Centraal zenuwstelsel: cerebrale parese (CP), spina bifida (open ruggetje) of niet- aangeboren hersenletsel (NAH) na trauma of ongeluk.
  • Perifeer zenuwstelsel: problemen in transporteren van impulsen naar de spieren, zoals spierziekte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Motorische problemen bij kinderen zonder aantoonbare neurologische afwijking.

A

o Licht motorische problemen (DCD:Developmental Coordination Disorder).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cerebrale Parese (CP)

A

aandoening waardoor je moeilijk kunt bewegen, omdat je je spieren niet goed kunt aansturen. Dit komt door een beschadeging in de hersenen. De problemen starten in vroeg stadium van de ontwikkeling. Vroege symptomen:
- Vertraagde grofmotorische ontwikkeling en verminderde kwaliteit van bewegen.
- Afwijkende motorische ontwikkeling (bijv. verschil in volgorde motorische mijlpalen).
- Verandering van spiertonus (spasticiteit) en abnormale reflexen.
- Asymmetrie in reflexen (bijv. ene arm doet minder dan de andere arm).

17
Q

wat zijn de drie classificaties bij kinderen met cp

A
  • classificatie naar type
  • classificatie naar locatie
  • classificatie naar ernst: 5 niveaus
18
Q

hoe bepaal je het niveau van motorisch functioneren

A
  • Gross Motor Function Measure (GMFM) (wat is het niveay van iemand en je kijkt paar maanden later weer motorischegroeicurve.
  • Pediatric Evaluation of Disability Inventory (PEDI)
19
Q

Gross Motor Function Measure (GMFM

A

Het bepalen van het niveau van motorisch functioneren gebeurt aan de hand van Gross Motor Function Measure (GMFM). Dit instrument is gebaseerd op motorische mijlpalen en kan gebruikt worden bij kinderen en jongeren van 0-20 jaar. Bij de normale motorische ontwikkeling zijn alle items gehaald na leeftijd 5 jaar. 5 dimensies: 1) liggen en rollen, 2) zitten, 3) kruipen en knielen, 4) staan en 5) lopen, rennen, springen. Dit instrument is bedoeld voor evaluatie en het monitoren van de ontwikkelingsverloop. Ook kunnen er voorspellingen gegeven worden aan de ouders of hun kind later zal gaan lopen.

20
Q

Pediatric Evaluation of Disability Inventory (PEDI-CAT NL-versie) (Bos et al, 2019)

A

Een tweede instrument om het niveau van motorisch functioneren te bepalen is de Pediatric Evaluation of Disability Inventory (PEDI). Dit instrument test zelfredzaamheid en ADL vaardigheden (zelfverzorging, mobiliteit en sociaal functioneren) en is geschikt voor kinderen van 6 maanden tot 7;6 jaar. Dataverzameling gebeurt door een telefonisch ouder-interview.

21
Q

Developmental Coordination Disorder (DCD)
DSM-5 criteria:

A

A. Problemen met dagelijkse activiteiten die motorische coördinatie vereisen (in vergelijking
tot leeftijdsgenootjes).
B. Interfereert significant met schoolse activiteiten of activiteiten in het dagelijks leven.
C. Symptomenbeginnenindevroegeontwikkelingsperiode.
D. Niet toe te schrijven aan een verstandelijke beperking of visusstoornis, of aan een
aantoonbare neurologische aandoening (bijvoorbeeld spasticiteit, spierdystrofie).

22
Q

risicofactor DCD

A

prematuriteit

23
Q

comorbiliteit DCD

A

Comorbiditeit van DCD met ADHD en/of dyslexie is eerder regel dan uitzondering. Daarnaast gaat DCD meestal gepaard met psychosociale problemen: lage motorische en sociale competentiebeleving -> lage zelfwaardering -> faalangst -> depressie. Ook om deze redenen is het van belang om kinderen vroeg te identificeren en hier aandacht aan te besteden.

24
Q

Screeningslijsten DCD leerkracht

A

Groninger Motoriek Observatie (GMO)

25
Q

screeningslijsten ouders

A
  • DCD-Q NL
    (fijne, grove en algemene motoriek en controle tijdens bewegingen).
26
Q

wat wordt ingezet voor het diagnosticeren van licht motorische problemen

A

Movement Assessment Battery for Children (Movement-ABC). 3 domeinen: handvaardigheid, balvaardigheid en evenwicht. Dit instrument is bedoeld voor kinderen met licht motorische problemen verdeeld over drie leeftijdsverbanden: 3-6 jaar, 7-10 jaar en 11- 16 jaar. Het ontwikkelingsverloop kan gemonitord worden, maar enkel binnen de leeftijdsverbanden, omdat de items veranderen over de verschillende leeftijdsverbanden.
Voor het toetsen van de ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen) vaardigheden is er de DCD Daily. 5 domeinen: ontbijt, school, schoolpauze, winkelen en spelen.

27
Q

Ages and Stages Questionnaire (ASQ) 3rd ed. (Squires et al. 2009)

A

Dit screeningsinstrument is een vragenlijst die ingevuld wordt door ouders van risicokinderen. Dit zijn bijv. kinderen die geboren zijn met een laag geboortegewicht of te vroeg zijn geboren. Met dit instrument worden de kinderen gevolgd door een afname van de vragenlijst om de zoveel maanden. De vragenlijst richt zich op 5 domeinen: grove motoriek, fijne motoriek, communicatie, problemen oplossen en persoonlijk-sociaal domein. Als het kind meer dan 1 SD afwijkt op 2 domeinen of meer dan 2 SD op 1 domein, kan dat een reden zijn om het kind door te verwijzen naar een specialist. De concurrente validiteit met BSID (soortgelijk instrument), de specificiteit en sensitiviteit worden hoger naarmate de kinderen ouder worden.

28
Q

General Movement (GM’s)

A

is een observatiemethode voor het beoordelen van de kwaliteit van spontane bewegingen bij risicokinderen tussen 0 en 3 maanden oud. Deze methode gaat er vanuit dat wat we zien aan spontaan bewegingsgedrag een weergave is van de integriteit van het centraal zenuwstelsel. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van dit instrument is niet hoog, omdat verschillende mensen verschillende dingen zien.

29
Q

wat zijn de 3 fases in General movement?

A
  1. 0-8 weken: Writhing movements. Dit zijn kronkelige, kleine bewegingen.
  2. 8-20 weken: Fidgety movements. Normale, spontane bewegingen. Variatie in snelheid
    van bewegingen en variatie in wat een kind doet met armen en benen.
  3. > 20 weken: doelgerichte en anti-zwaartekracht bewegingen.
30
Q

is general movements predictief?

A
  • afwezigheid Fidgety GM (2-4 mnd)  Cerebrale parese (CP)
  • abnormale Fidgety GM (2-4 mnd)  hoog risico op CP (Bousanquet 2013; Kwong 2018)
31
Q

Alberta Infant Motor Scale (AIMS)

A

is een observatiemethode die gebruikt wordt door kinderfysiotherapeuten bij risicokinderen van 0-18 maanden. Hierbij wordt gekeken naar de spontane grove motoriek en motoriek na uitlokken van bewegingen. 58 items rond buikligging, rugligging, zitten en staan. De functie van dit instrument is het discrimineren tussen wel of geen achterstand/stoornis en het evalueren voor het in kaart brengen van de motorische ontwikkeling. Een longitudinale afname is aanbevolen.

32
Q

Motoriektest bij kleuters: Baecke-Fassaert (BFMT)

A

De BFMT is een motoriektest voor kleuters van 5-6 jaar en bevat 13 items verdeeld over grove en fijne motoriek en enkele ontwikkelingsneurologische items. De test is makkelijk af te nemen in korte tijd, maar lijkt minder geschikt voor detectie van kinderen met lichte motorische problemen. Bij deze groep kinderen is meer onderzoek nodig.

33
Q

spastisch

A

kinderen hebben moeite met doelgericht gedrag

34
Q

dyskinetisch

A

kind heeft geen controle over bewegingen

35
Q

atachtisch (hypotoom)

A

gebrek aan evenwicht door spiertonus