ch2 Flashcards
WAT IS INTELLIGENTIE?
Er is geen algemeen aanvaarde definitie
van intelligentie. In het boek van Tak wordt
de definitie van Wechsler (1974)
aangehouden. Vertaling: “Intelligentie is het
algemene vermogen van een individu om
de wereld om hem heen te begrijpen en
ermee om te gaan. Deze definities
beschouwt intelligentie als een algemene of
wereldwijde entiteit; dat wil zeggen, een
veelzijdige door meerdere factoren
bepaalde entiteit in plaats van een
onafhankelijke, uniek gedefinieerde
eigenschap. Het vermijdt het uitlichten van
een cruciale vaardigheid (bijv. abstract
redeneren), hoe belangrijk deze vaardigheid ook is.”
welke drie benaderingen m.b.t. intelligentie zijn er?
- Psychometrische benadering
- Cognitieve benadering
- Vygotskiaanse benadering
1 Psychometrische benadering
Psychometrie = een wetenschap die zich bezig houdt met het meten van psychologische
eigenschappen. De psychometrische benadering van intelligentie vindt zijn oorsprong in de
differentiële psychologie van Binet. Binet ontwikkelde in 1905 de eerste intelligentietest
waarin hij experimenteerde met opgaven waar men van dacht dat het ging om intelligentie.
Het doel van de test was het vervangen van het subjectieve oordeel van de docent door een
objectieve maatstaf. Binet ging eerst intelligentie meten en daarna pas het bestuderen. De
WISC-RN, WISC-III en WISC-V zijn ontwikkelt binnen de psychometrische benadering. Sterk
punt van de psychometrische benadering: instrumentontwikkeling. Zwak punt: de
theoretische onderbouwing.
Factoranalyse
kijken in hoeverre bepaalde testen met elkaar correleren. Men probeerde
om het aantal correlaties zo beperkt mogelijk te houden, zodat je zo min mogelijk factoren
binnen intelligentie had. Volgens Charles Spearman bestond intelligentie uit G-factoren en Sfactoren: algemene en specifieke factoren.
G-factor (Spearman)
prestatie van iemand op een test is het resultaat van het algemene
vermogen g en de voor die test relevante specifieke vermogens. G-factor verklaart de
correlaties tussen verschillende (sub)tests.
Primay mental abilities (Thurstone)
zeven intelligentiefactoren, waarbij de g-factor de
samenhang is tussen de zeven primaire factoren. De factoren: verbaal begrip, woordvlotheid, cijferen, geheugen, waarnemingssnelheid, ruimtelijk inzicht en logisch (inductief en deductief) redeneren.
intelligentie bestaat uit 7 primaire en onafhankelijke
intelligentiefactoren, waaronder geheugen en verwerkingssnelheid. Dit is het
uitgangspunt van onder andere de RAKIT.
Guilford (1967):
intelligentie bestaat uit 3 dimensies die leiden tot 120
intelligentiefactoren. Er is geen algemene factor te onderscheiden.
three-stratum theory (Carroll)
intelligentie bestaat uit een hiërarchisch model met 3 niveaus; de threestratum theory. Deze 3 niveaus zijn naar voren gekomen uit een analyse van heel veel
verschillende onderzoeken naar intelligentie.
o Niveau 3: G-factor. De algemene factor van intelligentie.
o Niveau 2: 7 groepsfactoren rond proces, inhoud en capaciteit van intelligentie.
o Niveau 1: specifieke factoren; cognitieve processen
Cattell en Horn (1987):
het CHC-model (Cattell, Horn, Carroll). Werkgeheugen speelt in
dit model een belangrijke rol. De snelheid van informatieverwerking hangt hiermee samen. Hoe groter het werkgeheugen, hoe complexer de concepten en redeneringen die
je zou kunnen maken. Het CHC-model is een mooi theoretisch kader waar
intelligentietesten zich op kunnen baseren. Het model beschrijft de structuur van
intelligentie.
Herziening IQ-test
- Waarom een herziening?
o Actualiseren van de normen: die moet je soms updaten, soms verouderen normen.
o Inhoud van subtesten en scoringsregels actualiseren: je zult moeten aanpassen en updaten omdat sommige dingen niet passend meer zijn.
Een intelligentietest die goed binnen het CHC-model past is de WISC. WISC-III is sinds 2002
op de markt en de WISC-V is er sinds een paar jaar. WISC-IV is in Nederland nooit van de
grond gekomen. De WISC ondergaat herzieningen om 3 redenen:
Het actualiseren van de normen. Als materiaal verouderd zijn de scores niet meer
representatief. Het Flynn-effect speelt hierin een rol = intelligentie is niet constant over
generaties. Over het algemeen zijn de IQ-scores per generatie 10 punten hoger. Bij een
ongewijzigde intelligentietest gaat de IQ-score dus steeds hoger liggen en schat je
personen te hoog in.
- Het actualiseren van de inhoud van subtests en scoringsregels. Voorbeeld: plaatje van
oude telefoon met krulsnoer. Aan kinderen werd gevraagd wat het is, maar dat weten ze
niet. Hierbij meet je niet het intelligentieniveau, dit plaatje is simpelweg verouderd.
- Het toevoegen van nieuwe subtests en factorstructuren.
De WISC (Wechsler Intelligence Scale)
zijn de meest gangbare en bruikbare tests met een
groot leeftijdsbereik. WISC tot 17 jaar, WAIS vanaf 17 jaar. Het doel van de WISC is een zo
breed mogelijke meting, waarbij je een algemeen beeld kunt schetsen van iemands
intelligentie. Bij de WISC hoort een uitgebreide handleiding, het een gestandaardiseerde
test; geen ruimte voor improvisatie rond de test.
De WISC was onderverdeeld in VIQ en PIQ:
verbaal en performaal IQ. Het gaat hierbij om
taal en taken die niet met taal te maken hebben, zoals ruimtelijk inzicht. Het onderscheid
tussen beide soorten IQ is echter niet goed te onderbouwen. Daarom is dit vanaf de WISC-V
losgelaten. De belangrijkste factor is de g-factor. Daarnaast worden de Kaufmanfactoren
gehanteerd: verbaal begrip, perceptuele organisatie en verwerkingssnelheid.
Fluid intelligence
intelligentie waarbij je probleemoplossend vermogen meet. Het kind
moet het zelf bedenken en heeft het niet geleerd.
Crystallized intelligence
verworven kennis die je hebt opgedaan in je leven.